Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. narcis:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor narcis (Nederlands) in het Duits

narcis:

narcis [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de narcis
    die Narzisse; die Osterglocke

Vertaal Matrix voor narcis:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Narzisse narcis
Osterglocke narcis

Verwante woorden van "narcis":

  • narcissen

Wiktionary: narcis

narcis
noun
  1. plantkunde|nld Narcissus, een geslacht van bolgewassen uit de narcissenfamilie

Cross Translation:
FromToVia
narcis Osterglocke; Narzisse daffodil — flower
narcis Narzisse narcissus — any of several bulbous flowering plants, of the genus Narcissus
narcis Narzisse narcisse — fleurs|fr genre de plante bulbeux monocotylédone, de la famille des amaryllidacées (amaryllidaceae) dont l’amaryllis est le type et dont les fleurs ont une couronne.