Nederlands

Uitgebreide vertaling voor rommel (Nederlands) in het Duits

rommel:

rommel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de rommel (prullaria; junk)
    der Kram; der Krimskrams; der Krempel; der Schund; Zeug; wertloses Zeug
    • Kram [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Krimskrams [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Krempel [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Schund [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Zeug [das ~] zelfstandig naamwoord
    • wertloses Zeug [das ~] zelfstandig naamwoord
  2. de rommel (warhoop; knoeiboel; warboel; )
    Chaos; der Rummel; der Wirrwarr; Durcheinander
  3. de rommel (puinhoop; rotzooi; zooi; )
    die Pfuscherei; Chaos; die Sudelei; der Trümmerhaufen; die Schmiererei; Wirrwarr; der Schutthaufen; Durcheinander; die Sauwirtschaft
  4. de rommel (vuilnis; huisvuil; voddengoed; )
    der Müll; der Abfall
    • Müll [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Abfall [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor rommel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Abfall afval; drek; grofvuil; huisafval; huisvuil; rommel; voddengoed; vuilnis; vullis afval; rotzooi; vuilnis
Chaos bende; knoeiboel; puinhoop; puinzooi; rommel; rotzooi; troep; warboel; warhoop; warwinkel; zooi; zootje chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; soepzootje; wanorde; wanordelijkheid; wirwar; zooitje; zootje
Durcheinander bende; knoeiboel; puinhoop; puinzooi; rommel; rotzooi; troep; warboel; warhoop; warwinkel; zooi; zootje beestenboel; chaos; geharrewar; heksenketel; keet; menging; puinhoop; regelloosheid; rommelig gedoe; soepzootje; wanorde; wanordelijkheid; wirwar; zooitje; zootje
Kram junk; prullaria; rommel allegaartje; bocht; clichékunst; kitsch; mengelmoes; mikmak; prullaria; rompslomp; rotzooi; samenraapsel; smerig spul; soepzootje; tierelantijntjes; troep; veel gedoe
Krempel junk; prullaria; rommel soepzootje
Krimskrams junk; prullaria; rommel
Müll afval; drek; grofvuil; huisafval; huisvuil; rommel; voddengoed; vuilnis; vullis huiduitslag; uitslag
Pfuscherei bende; puinhoop; puinzooi; rommel; rotzooi; troep; zooi; zootje bedrog; beuzelarij; complot; futselarij; gebroddel; geklungel; geknoei; gemier; gemors; getreuzel; gezeur; knoeierij; nep; oplichterij; samenzwering; zwendelarij
Rummel knoeiboel; rommel; troep; warboel; warhoop; warwinkel; zootje beroering; drukte; gedrang; geraas; grote menigte; heibel; heksenketel; herrie; kabaal; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; spektakel; toeloop; toevloed; tumult; veel mensen
Sauwirtschaft bende; puinhoop; puinzooi; rommel; rotzooi; troep; zooi; zootje soepzootje; verwaarloosde boel
Schmiererei bende; puinhoop; puinzooi; rommel; rotzooi; troep; zooi; zootje geflikflooi; geklieder; geklodder; gerotzooi; kattebelletje; kladbriefje; kladje; kliederboel; kliederen; knoeierij; krabbel; krabbelbriefje; schrijfsel; smeerboel
Schund junk; prullaria; rommel allegaartje; bocht; clichékunst; geboefte; gebroed; gespuis; kitsch; mengelmoes; pornografische lectuur; prullaria; samenraapsel; schorriemorrie; slechte drank; tierelantijntjes; tuig; uitschot; uitvaagsel
Schutthaufen bende; puinhoop; puinzooi; rommel; rotzooi; troep; zooi; zootje
Sudelei bende; puinhoop; puinzooi; rommel; rotzooi; troep; zooi; zootje geflikflooi; geklieder; geklodder; gerotzooi; kliederen; smeerboel
Trümmerhaufen bende; puinhoop; puinzooi; rommel; rotzooi; troep; zooi; zootje berg puin; bouwval; ruïne; vervallen gebouw
Wirrwarr bende; knoeiboel; puinhoop; puinzooi; rommel; rotzooi; troep; warboel; warhoop; warwinkel; zooi; zootje chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; wirwar; zootje
Zeug junk; prullaria; rommel artikel; bocht; broeden; ding; dingen; draai; gebroed; gewaad; goed; goedje; item; kledingmateriaal; kleren; kromming; kromte; materiaal; object; spul; spullen; tenue; voorwerp; waar; zaak; zaakjes; zaken
wertloses Zeug junk; prullaria; rommel flut

Verwante woorden van "rommel":


Wiktionary: rommel


Cross Translation:
FromToVia
rommel Unordnung; Wirrwarr; Durcheinander; Verwirrung clutter — a confused disordered jumble of things
rommel Müll; Abfall junk — rubbish, waste
rommel Müll waste — useless products, garbage
rommel Wirrwarr chaos — Traductions à trier
rommel Müll; Schutt débrisreste d’une chose brisée ou en partie détruire.

rommel vorm van rommelen:

rommelen werkwoord (rommel, rommelt, rommelde, rommelden, gerommeld)

  1. rommelen (prutsen; aanmodderen)
    basteln; pfuschen; stümpern; baggern; wirbeln; fummeln; rauhabhobeln; einenWirbelschlagen; rasseln; trommeln; herumpfuschen; herumfingern; herumdoktern
    • basteln werkwoord (bastele, bastelst, bastelt, bastelte, basteltet, gebastelt)
    • pfuschen werkwoord (pfusche, pfuschst, pfuscht, pfuschte, pfuschtet, gepfuscht)
    • stümpern werkwoord (stümpere, stümperst, stümpert, stümperte, stümpertet, gestümpert)
    • baggern werkwoord (baggere, baggerst, baggert, baggerte, baggertet, gebaggert)
    • wirbeln werkwoord (wirbele, wirbelst, wirbelt, wirbelte, wirbeltet, gewirbelt)
    • fummeln werkwoord (fummele, fummelst, fummelt, fummelte, fummeltet, gefummelt)
    • rauhabhobeln werkwoord (hobele rauh ab, hobelst rauh ab, hobelt rauh ab, hobelte rauh ab, hobeltet rauh ab, rauhabgehobelt)
    • rasseln werkwoord (rassele, rasselst, rasselt, rasselte, rasseltet, gerasselt)
    • trommeln werkwoord (trommele, trommelst, trommelt, trommelte, trommeltet, getrommelt)
    • herumpfuschen werkwoord
    • herumfingern werkwoord (fingre herum, fingerst herum, fingert herum, fingerte herum, fingertet herum, herumgefingert)
    • herumdoktern werkwoord
  2. rommelen (in iets rondtasten; graaien; grabbelen)
    wühlen; grabbeln; stöbern; kramen; herumkramen
    • wühlen werkwoord (wühle, wühlst, wühlt, wühlte, wühltet, gewühlt)
    • grabbeln werkwoord (grabble, grabbelst, grabbelt, grabbelte, grabbeltet, gegrabbelt)
    • stöbern werkwoord (stöbere, stöberst, stöbert, stöberte, stöbertet, gestöbert)
    • kramen werkwoord (krame, kramst, kramt, kramte, kramtet, gekramt)
    • herumkramen werkwoord (krame herum, kramst herum, kramt herum, kramte herum, kramtet herum, herumgekramt)

Conjugations for rommelen:

o.t.t.
  1. rommel
  2. rommelt
  3. rommelt
  4. rommelen
  5. rommelen
  6. rommelen
o.v.t.
  1. rommelde
  2. rommelde
  3. rommelde
  4. rommelden
  5. rommelden
  6. rommelden
v.t.t.
  1. heb gerommeld
  2. hebt gerommeld
  3. heeft gerommeld
  4. hebben gerommeld
  5. hebben gerommeld
  6. hebben gerommeld
v.v.t.
  1. had gerommeld
  2. had gerommeld
  3. had gerommeld
  4. hadden gerommeld
  5. hadden gerommeld
  6. hadden gerommeld
o.t.t.t.
  1. zal rommelen
  2. zult rommelen
  3. zal rommelen
  4. zullen rommelen
  5. zullen rommelen
  6. zullen rommelen
o.v.t.t.
  1. zou rommelen
  2. zou rommelen
  3. zou rommelen
  4. zouden rommelen
  5. zouden rommelen
  6. zouden rommelen
diversen
  1. rommel!
  2. rommelt!
  3. gerommeld
  4. rommelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor rommelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
baggern aanmodderen; prutsen; rommelen baggeren
basteln aanmodderen; prutsen; rommelen fröbelen; handwerken; knutselen; prutsen; sleutelen
einenWirbelschlagen aanmodderen; prutsen; rommelen de trom roeren; roffelen; trommelen
fummeln aanmodderen; prutsen; rommelen aanklooien; foezelen; friemelen; frommelen; frunniken; klooien; rotzooien
grabbeln graaien; grabbelen; in iets rondtasten; rommelen buitmaken; graaien; grabbelen; obsederen; snuffelen; vangen; woelen; wroeten; wurmen
herumdoktern aanmodderen; prutsen; rommelen broddelen; frommelen; prutsen
herumfingern aanmodderen; prutsen; rommelen broddelen; foezelen; friemelen; frommelen; frunniken; prutsen
herumkramen graaien; grabbelen; in iets rondtasten; rommelen broddelen; graaien; grabbelen; neuzen; prutsen; snuffelen; speuren
herumpfuschen aanmodderen; prutsen; rommelen aanrommelen; aanrotzooien; broddelen; knoeien; prutsen; rotzooien; scharrelen
kramen graaien; grabbelen; in iets rondtasten; rommelen graaien; grabbelen; snuffelen
pfuschen aanmodderen; prutsen; rommelen aanklooien; broddelen; klooien; klungelen; klunzen; knoeien; modderen; prutsen; rotzooien; stuntelen
rasseln aanmodderen; prutsen; rommelen de trom roeren; kletteren; rammelen; reutelen; rochelen; roffelen; trommelen
rauhabhobeln aanmodderen; prutsen; rommelen
stöbern graaien; grabbelen; in iets rondtasten; rommelen bladeren; draaien; graaien; grabbelen; kolken; neuzen; ronddraaien; snuffelen; speuren
stümpern aanmodderen; prutsen; rommelen aanklooien; broddelen; klooien; klungelen; klunzen; knoeien; prutsen; rotzooien; stuntelen
trommeln aanmodderen; prutsen; rommelen de trom roeren; roffelen; trommelen
wirbeln aanmodderen; prutsen; rommelen de trom roeren; draaien; dwarrelen; kolken; naar beneden zweven; roffelen; ronddraaien; rondtollen; tollen; trommelen; wervelen; wielen; zwieren
wühlen graaien; grabbelen; in iets rondtasten; rommelen doorwroeten; graaien; grabbelen; snuffelen; woelen; wroeten; wroetend onderzoeken; wurmen

Verwante woorden van "rommelen":


Wiktionary: rommelen


Cross Translation:
FromToVia
rommelen beengen; behindern; belästigen; genieren; stören; lästig werden déranger — Traductions à trier suivant le sens

Verwante vertalingen van rommel



Duits

Uitgebreide vertaling voor rommel (Duits) in het Nederlands

Rommel:

Rommel [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Rommel (Schweinerei; Kram)
    de rotzooi; de bocht; de troep; smerig spul
    • rotzooi [de ~] zelfstandig naamwoord
    • bocht [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • troep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • smerig spul [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Rommel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bocht Kram; Rommel; Schweinerei Bogen; Krümme; Krümmung; Kurve; Rundung; Schund; Suppe; Windung; Wölbung; Zeug
rotzooi Kram; Rommel; Schweinerei Abfall; Bruch; Chaos; Durcheinander; Pfuscherei; Sauwirtschaft; Schmiererei; Schutt; Schutthaufen; Sudelei; Trümmer; Trümmerhaufen; Wirrwarr
smerig spul Kram; Rommel; Schweinerei
troep Kram; Rommel; Schweinerei Ansammlung; Bande; Chaos; Durcheinander; Gedränge; Gemenge; Getreibe; Haufen; Herde; Horde; Masse; Menge; Menschenmenge; Meute; Pfuscherei; Rummel; Sauwirtschaft; Schar; Schmiererei; Schutthaufen; Schwarm; Sudelei; Trupp; Trümmerhaufen; Volksmenge; Wirrwarr; Zusammenrottung