Nederlands

Uitgebreide vertaling voor heet (Nederlands) in het Duits

heet:

heet bijvoeglijk naamwoord

  1. heet (seksueel opgewonden; geil; opgewonden; hitsig)
    heiß; geil; Seksuell gereitst sein; hitzig; brünstig; begeistert; aufgeregt; aufgregend; enthusiastisch; gereizt; hingebungsvoll; feurig; glühend; eifrig; erregt; entzückt; lüstern; inbrünstig; erregend
  2. heet
    – erg warm 1
    heiß
    • heiß bijvoeglijk naamwoord
  3. heet (smaak prikkelend; pikant; pittig)
    pikant; prikelnder Geschmack; scharf
  4. heet (scherp van smaak; scherp; pikant)
    scharf; pikant; würzig; gepfeffert; scharf gewürzt
  5. heet (gekruid; pittig; pikant; hartig; gepeperd)
    gewürzt; würzig; gepfeffert; pikant; herzhaft; feurig; scharf

Vertaal Matrix voor heet:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
heiß heet
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Seksuell gereitst sein geil; heet; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden
aufgeregt geil; heet; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden boos; furieus; geagiteerd; gebelgd; gekwetst; gepassioneerd; gepikeerd; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; hartstochtelijk; heftig; kwaad; levendig; met hevige passie; misnoegd; nijdig; ontstemd; razend; spinnijdig; toornig; verhit; verontwaardigd; verstoord; vertoornd; vurig; woest; wrevelig; ziedend
aufgregend geil; heet; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden
begeistert geil; heet; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden bevlogen; bezield; blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; dolblij; enthousiast; fideel; fleurig; geestdriftig; geestig; gepassioneerd; goed geluimd; hartstochtelijk; heftig; inblij; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; met hevige passie; monter; ontzettend blij; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; verblijd; verheugd; vrolijk; vurig; wakker; welgemoed; welgestemd; zonnig
brünstig geil; heet; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden bronstig; krols; loops; pikant; verhit; vurig; zinnenprikkelend
eifrig geil; heet; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden actief; ambitieus; bedreven; bedrijvig; bezet; bezeten; bezig; daadkrachtig; druk; drukbezet; drukpratend; dynamisch; eerzuchtig; energiek; fanatiek; geanimeerd; gepassioneerd; gretig; happig; hartstochtelijk; heetbloedig; noest; onvermoeibaar; stormachtig; streverig; temperamentvol; vurig; warmbloedig
enthusiastisch geil; heet; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden bevlogen; bezield; enthousiast; geestdriftig; gepassioneerd; hartstochtelijk; heftig; met hevige passie; vurig
entzückt geil; heet; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden aangetrokken tot; bekoord; blij; blijgestemd; blijmoedig; dolblij; gecharmeerd; inblij; ontzettend blij; opgetogen; opgewekt; verblijd; verheugd; vrolijk
erregend geil; heet; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden
erregt geil; heet; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden aangebrand; erg; fel; geagiteerd; gepassioneerd; gepikeerd; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; hartstochtelijk; heetbloedig; heethoofdig; heftig; hevig; krachtig; levendig; met hevige passie; misnoegd; ontstemd; pissig; prikkelbaar; verhit; vurig; wrevelig
feurig geil; gekruid; gepeperd; hartig; heet; hitsig; opgewonden; pikant; pittig; seksueel opgewonden brandend; erg; fel; fonkelend; geagiteerd; gepassioneerd; gloedvol; gloeiend; hartstochtelijk; heetbloedig; heethoofdig; heftig; hevig; krachtig; levendig; meedogenloos; met hevige passie; stormachtig; temperamentvol; verhit; vlammend; vurig; warm; warmbloedig; wreed
geil geil; heet; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden opwindend; pikant; sexy; soppig
gepfeffert gekruid; gepeperd; hartig; heet; pikant; pittig; scherp; scherp van smaak gekruid; gepeperd; hartig; kruidig; pittig
gereizt geil; heet; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden aangebrand; erg; fel; geprikkeld; gespannen; gestressd; geërgerd; geïrriteerd; heftig; hevig; krachtig; opgefokt; opgehitst; opgejaagd; pissig; prikkelbaar
gewürzt gekruid; gepeperd; hartig; heet; pikant; pittig gekruid; gepeperd; hartig; kruidig; pittig
glühend geil; heet; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden blakend; brandend; fervent; fit; getraind; gezond; gloeiend; roodgloeiend; smeulend; verhit; vlammend; vurig; zonder ziekte
heiß geil; heet; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden hartelijk; minnelijk; soppig; vriendelijk
herzhaft gekruid; gepeperd; hartig; heet; pikant; pittig hartig; zoutig
hingebungsvoll geil; heet; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden bezetene; fanatieke; gepassioneerd; hartstochtelijk; heetbloedig; stormachtig; temperamentvol; toegewijd; vurig; warmbloedig
hitzig geil; heet; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden driftig; erg; fel; geagiteerd; gepassioneerd; hartstochtelijk; heetbloedig; heetgebakerd; heftig; hevig; koortsig; krachtig; levendig; met hevige passie; onbeheerst; onstuimig; stormachtig; temperamentvol; verhit; verwoed; vurig; warmbloedig
inbrünstig geil; heet; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden diepgevoeld; erg; fel; gepassioneerd; hartstochtelijk; heetbloedig; heftig; hevig; innig; krachtig; stormachtig; temperamentvol; verhit; vurig; warmbloedig
lüstern geil; heet; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden begerend; gretig; hanig; happig; pikant; verlangend; verzot; zinnenprikkelend
pikant gekruid; gepeperd; hartig; heet; pikant; pittig; scherp; scherp van smaak; smaak prikkelend hartig; pikant; zoutig
prikelnder Geschmack heet; pikant; pittig; smaak prikkelend
scharf gekruid; gepeperd; hartig; heet; pikant; pittig; scherp; scherp van smaak; smaak prikkelend agressief; barbaars; beestachtig; bijtend; bijterig; bits; brandend; bruut; fel; felle; fonkelend; geducht; gekruid; gepeperd; gewelddadig; gloeiend; goed snijdend; hanig; hartig; heftig; hel; hevig; in hoge mate; inbijtend; inhumaan; invretend; inwerkend; kattig; kruidig; messcherp; met sarcasme; monsterlijk; onbeheerst; onmenselijk; onstuimig; onvriendelijk; pinnig; pittig; sarcastisch; scherp; scherpgerand; snauwerig; snibbig; spinnig; vinnig; vlijmend; vlijmscherp; vurig; warm; wreed
scharf gewürzt heet; pikant; scherp; scherp van smaak
würzig gekruid; gepeperd; hartig; heet; pikant; pittig; scherp; scherp van smaak gekruid; gepeperd; hartig; kruidig; pittig; zoutig

Verwante woorden van "heet":

  • heetst, heetste

Antoniemen van "heet":


Verwante definities voor "heet":

  1. erg warm1
    • de soep is te heet om te eten1
  2. wat een scherpe branderige smaak heeft1
    • deze sambal is erg heet1

Wiktionary: heet

heet
adjective
  1. heel warm
heet
adjective
  1. in aufregender/entscheidender Phase befindlich
  2. sexuell aufreizend oder erregt; geil
  3. von sehr hoch Temperatur, wärmer als warm

Cross Translation:
FromToVia
heet heiß hot — having a high temperature
heet scharf hot — spicy
heet heiß; scharf hot — slang: physically very attractive

heet vorm van heten:

heten werkwoord (heet, heette, heetten, geheten)

  1. heten (moeten doorgaan voor; doorgaan voor)
    heißen; gehalten werden für; lauten; gelten als

Conjugations for heten:

o.t.t.
  1. heet
  2. heet
  3. heet
  4. heten
  5. heten
  6. heten
o.v.t.
  1. heette
  2. heette
  3. heette
  4. heetten
  5. heetten
  6. heetten
v.t.t.
  1. heb geheten
  2. hebt geheten
  3. heeft geheten
  4. hebben geheten
  5. hebben geheten
  6. hebben geheten
v.v.t.
  1. had geheten
  2. had geheten
  3. had geheten
  4. hadden geheten
  5. hadden geheten
  6. hadden geheten
o.t.t.t.
  1. zal heten
  2. zult heten
  3. zal heten
  4. zullen heten
  5. zullen heten
  6. zullen heten
o.v.t.t.
  1. zou heten
  2. zou heten
  3. zou heten
  4. zouden heten
  5. zouden heten
  6. zouden heten
diversen
  1. heet!
  2. heet!
  3. geheten
  4. hetend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor heten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gehalten werden für doorgaan voor; heten; moeten doorgaan voor
gelten als doorgaan voor; heten; moeten doorgaan voor
heißen doorgaan voor; heten; moeten doorgaan voor
lauten doorgaan voor; heten; moeten doorgaan voor behelzen; inhouden

Verwante definities voor "heten":

  1. die naam hebben1
    • hoe heet je vader?1

Wiktionary: heten

heten
verb
  1. op een bepaalde wijze genoemd zijn
heten
verb
  1. genannt werden, den Namen haben

Cross Translation:
FromToVia
heten nennen; heißen be called — to have a specific name
heten heißen call — to be called
heten rufen appelerdésigner quelqu’un par son nom ; pourvoir quelqu’un d’un nom.
heten heißen; nennen; benennen nommer — Attribuer, imposer un nom à une personne ou une chose. (Sens général).
heten heißen s’appelerporter le nom de.

Verwante vertalingen van heet