Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. pingelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor pingelen (Nederlands) in het Duits

pingelen:

pingelen werkwoord (pingel, pingelt, pingelde, pingelden, gepingeld)

  1. pingelen (marchanderen; onderhandelen; afdingen; sjacheren; afpingelen)
    herunterhandeln; handeln; abhandeln; abfeilschen; feilschen
    • herunterhandeln werkwoord (handle herunter, handelst herunter, handelt herunter, handelte herunter, handeltet herunter, heruntergehandelt)
    • handeln werkwoord (handle, handelst, handelt, handelte, handeltet, gehandelt)
    • abhandeln werkwoord (handele ab, handelst ab, handelt ab, handelte ab, handeltet ab, abgehandelt)
    • abfeilschen werkwoord (feilsche ab, feilschst ab, feilscht ab, feilschte ab, feilschtet ab, abgefeilscht)
    • feilschen werkwoord (feilsche, feilschst, feilscht, feilschte, feilschtet, gefeilscht)

Conjugations for pingelen:

o.t.t.
  1. pingel
  2. pingelt
  3. pingelt
  4. pingelen
  5. pingelen
  6. pingelen
o.v.t.
  1. pingelde
  2. pingelde
  3. pingelde
  4. pingelden
  5. pingelden
  6. pingelden
v.t.t.
  1. heb gepingeld
  2. hebt gepingeld
  3. heeft gepingeld
  4. hebben gepingeld
  5. hebben gepingeld
  6. hebben gepingeld
v.v.t.
  1. had gepingeld
  2. had gepingeld
  3. had gepingeld
  4. hadden gepingeld
  5. hadden gepingeld
  6. hadden gepingeld
o.t.t.t.
  1. zal pingelen
  2. zult pingelen
  3. zal pingelen
  4. zullen pingelen
  5. zullen pingelen
  6. zullen pingelen
o.v.t.t.
  1. zou pingelen
  2. zou pingelen
  3. zou pingelen
  4. zouden pingelen
  5. zouden pingelen
  6. zouden pingelen
diversen
  1. pingel!
  2. pingelt!
  3. gepingeld
  4. pingelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor pingelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abfeilschen afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren
abhandeln afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren afdoen; afhandelen; behandelen; beslechten; iets afhandelen; twist uit de weg ruimen
feilschen afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren afdingen; beknibbelen; dingen; knibbelen; knijpen; kromliggen; schrapen; sjaggeren
handeln afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren afdingen; ageren; dingen; doen; een prestatie leveren; functioneren; handel drijven; handelen; huis-aan-huis-verkopen; leuren; presteren; uitrichten; uitvoeren; venten; verhandelen; verkopen; verrichten
herunterhandeln afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren

Wiktionary: pingelen


Cross Translation:
FromToVia
pingelen dingen; feilschen; markten marchander — (sens 1)

Computer vertaling door derden: