Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. bangerik:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bangerik (Nederlands) in het Duits

bangerik:

bangerik [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de bangerik (angsthaas; bangerd; hazenpoot)
    der Angsthase; der Feigling; der Hasenfuß

Vertaal Matrix voor bangerik:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Angsthase angsthaas; bangerd; bangerik; hazenpoot groentje; lafaard; lafbek; melkmuil
Feigling angsthaas; bangerd; bangerik; hazenpoot groentje; lafaard; lafbek; melkmuil
Hasenfuß angsthaas; bangerd; bangerik; hazenpoot

Verwante woorden van "bangerik":

  • bangeriken

Wiktionary: bangerik

bangerik
noun
  1. umgangssprachlich: eine weibliche Person, die sich oft ängstigt oder feige ist
  2. umgangssprachlich: jemand, der sich oft ängstigt oder feige ist