Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bergtop (Nederlands) in het Duits

bergtop:

bergtop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de bergtop (top; piek)
    die Spitze; der Berggipfel; der Gipfel
    • Spitze [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Berggipfel [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gipfel [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bergtop:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Berggipfel bergtop; piek; top bergspits; centrumspits; spits
Gipfel bergtop; piek; top bergspits; centrumspits; culminatie; heuveltop; hoogst bereikbare punt; hoogst haalbare; hoogste punt; hoogte van de top; hoogtepunt; kader; kruin; lijst; omranding; piek; rand; spits; summum; top; topconferentie; topje; topontmoeting; toppunt
Spitze bergtop; piek; top aanvoeren; aanvoering; bergspits; bovenkant; bovenzijde; culminatie; eerste plaats; franje; gevel; helmpluim; hoogst bereikbare punt; hoogst haalbare; hoogste punt; hoogtepunt; kant; kantkloswerk; kantwerk; leiding; passement; passementerie; piek; pluim; pui; punt; summum; tonsuur; top; toppunt; torenspits; uitsteeksel; versierende omzoming; versiering van rafels; voorgaan; voorgevel; voorsprong; voorzijde; zenit

Verwante woorden van "bergtop":

  • bergtoppen

Wiktionary: bergtop


Cross Translation:
FromToVia
bergtop Gipfel summit — peak, top of mountain

opbergen:

opbergen werkwoord (berg op, bergt op, borg op, borgen op, opgeborgen)

  1. opbergen (archiveren; opslaan; bewaren)
    archivieren; ablegen; aufheben
    • archivieren werkwoord (archiviere, archivierst, archiviert, archivierte, archiviertet, archiviert)
    • ablegen werkwoord (lege ab, legst ab, legt ab, legte ab, legtet ab, abgelegt)
    • aufheben werkwoord (hebe auf, hiebst auf, hieb auf, hob auf, hobt auf, aufgehoben)
  2. opbergen (wegbergen)
    aufräumen; wegräumen
    • aufräumen werkwoord (räume auf, räumst auf, räumt auf, räumte auf, räumtet auf, aufgeräumt)
    • wegräumen werkwoord (räume weg, räumst weg, räumt weg, räumte weg, räumtet weg, weggeräumt)
  3. opbergen (wegsluiten; wegbergen)
    weglegen; wegschließen; wegräumen
    • weglegen werkwoord (lege weg, legst weg, legt weg, legte weg, legtet weg, weggelegt)
    • wegschließen werkwoord (schließe weg, schließt weg, schloß weg, schloßt weg, weggeschlossen)
    • wegräumen werkwoord (räume weg, räumst weg, räumt weg, räumte weg, räumtet weg, weggeräumt)

Conjugations for opbergen:

o.t.t.
  1. berg op
  2. bergt op
  3. bergt op
  4. bergen op
  5. bergen op
  6. bergen op
o.v.t.
  1. borg op
  2. borg op
  3. borg op
  4. borgen op
  5. borgen op
  6. borgen op
v.t.t.
  1. heb opgeborgen
  2. hebt opgeborgen
  3. heeft opgeborgen
  4. hebben opgeborgen
  5. hebben opgeborgen
  6. hebben opgeborgen
v.v.t.
  1. had opgeborgen
  2. had opgeborgen
  3. had opgeborgen
  4. hadden opgeborgen
  5. hadden opgeborgen
  6. hadden opgeborgen
o.t.t.t.
  1. zal opbergen
  2. zult opbergen
  3. zal opbergen
  4. zullen opbergen
  5. zullen opbergen
  6. zullen opbergen
o.v.t.t.
  1. zou opbergen
  2. zou opbergen
  3. zou opbergen
  4. zouden opbergen
  5. zouden opbergen
  6. zouden opbergen
en verder
  1. ben opgeborgen
  2. bent opgeborgen
  3. is opgeborgen
  4. zijn opgeborgen
  5. zijn opgeborgen
  6. zijn opgeborgen
diversen
  1. berg op!
  2. bergt op!
  3. opgeborgen
  4. opberegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor opbergen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aufheben deining; ophef
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ablegen archiveren; bewaren; opbergen; opslaan afleggen; bewaren; deponeren; iets neerleggen; leggen; meters maken; neerleggen; neerzetten; onderuit halen; opzij leggen; plaatsen; stationeren; wegleggen; wegzetten; zetten
archivieren archiveren; bewaren; opbergen; opslaan archiveren; comprimeren
aufheben archiveren; bewaren; opbergen; opslaan afbestellen; afbetalen; afgelasten; afrekenen; afzeggen; annuleren; behoeden; behouden; bergen; beschermen; bewaren; conserveren; deponeren; heffen; intrekken; leggen; lichten; naar boven tillen; neerleggen; nietig verklaren; nullificeren; omhoog brengen; omhoogheffen; ondervangen; ontbinden; opdoeken; opheffen; oppakken; oppikken; oprapen; oprichten; opruimen; opsnappen; optillen; optrekken; overeindzetten; plaatsen; teniet doen; terugdraaien; tillen; uiteen doen gaan; vereffenen; verijdelen; vernietigen; verrekenen; wegleggen
aufräumen opbergen; wegbergen afdekken; afruimen; bergen; opruimen; opschonen; reinigen; schoonmaken; schoonpoetsen; zuiveren
weglegen opbergen; wegbergen; wegsluiten bergen; bewaren; opruimen; opzij leggen; wegzetten
wegräumen opbergen; wegbergen; wegsluiten afdekken; afruimen; bergen; demonteren; ontmantelen; onttakelen; opruimen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen
wegschließen opbergen; wegbergen; wegsluiten

Wiktionary: opbergen

opbergen
verb
  1. op een veilige plaats wegdoen

Cross Translation:
FromToVia
opbergen bunkern; verstecken stash — store away for later use
opbergen herausheben; beseitigen; bergen enlever — Déplacer vers le haut.
opbergen einschließen; spannen; klemmen; pressen; zwängen; zusammendrücken; kondensieren; komprimieren serrer — Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général).
opbergen abräumen; fortnehmen; entziehen; wegnehmen; bergen; suspendieren; zurücklegen; abschaffen; beseitigen; entfernen; fortschaffen; wegbringen ôtertirer une chose de la place où elle est. Se dit aussi en parlant des personnes et des animaux.



Duits

Uitgebreide vertaling voor bergtop (Duits) in het Nederlands