Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. blamage:
  2. Wiktionary:
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Blamage:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor blamage (Nederlands) in het Duits

blamage:

blamage [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de blamage (teschandemaking; afgang)
    die Blamage; die Pleite
    • Blamage [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Pleite [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor blamage:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Blamage afgang; blamage; teschandemaking
Pleite afgang; blamage; teschandemaking

Verwante woorden van "blamage":

  • blamages

Wiktionary: blamage

blamage
noun
  1. een afgang veroorzaakt door eigen falen



Duits

Uitgebreide vertaling voor blamage (Duits) in het Nederlands

Blamage:

Blamage [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Blamage (Pleite)
    de blamage; teschandemaking; de afgang

Vertaal Matrix voor Blamage:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afgang Blamage; Pleite Böschung; Fehler; Fehlgriff; Fehlschlag; Fehlschläge; Fehlschuß; Fehlschüsse; Fiasko; Gefälle; Hang; Hügel; Mißerfolg; Mißlingen; Reinfall; Scheitern
blamage Blamage; Pleite
teschandemaking Blamage; Pleite

Synoniemen voor "Blamage":


Wiktionary: Blamage

Blamage
noun
  1. een afgang veroorzaakt door eigen falen

Cross Translation:
FromToVia
Blamage schaamte; schande honte — désuet|fr déshonneur, opprobre, humiliation (ce qui est le sens étymologique et ancien).