Nederlands

Uitgebreide vertaling voor buis (Nederlands) in het Duits

buis:

buis [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de buis (televisietoestel; televisie; televisieapparaat)
    der Fernseher; Fernsehgerät
  2. de buis (beeldbuis)
    die Bildröhre

buis [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de buis
    Rohr
    • Rohr [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor buis:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bildröhre beeldbuis; buis
Fernseher buis; televisie; televisieapparaat; televisietoestel
Fernsehgerät buis; televisie; televisieapparaat; televisietoestel televisietoestel
Rohr buis rietbos

Verwante woorden van "buis":


Wiktionary: buis

buis
noun
  1. een hol, cilindrisch voorwerp
buis
noun
  1. Technik: ein längerer, zylinderförmiger Hohlkörper von schmalem Durchmesser zur Weiterleitung von Flüssigkeiten oder Gasen
  2. Technik: ein zylinderförmiger, hohler Gegenstand zur Durchleitung von Flüssigkeiten, Gasen und Feststoffen

Cross Translation:
FromToVia
buis Leitungsrohr; Leitung; Kanal; Rohr conduit — pipe or channel for conveying water
buis Rohr; Leitung duct — a pipe, tube or canal which carries air or liquid from one place to another
buis Stutzen; Düse nozzle — short tube
buis Rohr pipe — hollow tube
buis Rohr; Röhre tube — a pipe
buis Rohr; Röhre; Schlauch tube — Tuyau.
buis Schlauch tuyau — Tube
buis Jacke; Männerrock veston — habil|fr vêtement masculin, d’intérieur ou de ville, court et sans basques.

bui:

bui [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de bui (humeur; stemming; gemoedsstemming; gemoedstoestand; gemoedsgesteldheid)
    der Laune; der Gemutszustand
  2. de bui (regenbui)
    der Regenschauer; der Wolkenbruch; der Platzregen; der Regen; der Regenguß
  3. de bui (nuk; luim; kuur; gril)
    die Laune; die Grille
    • Laune [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Grille [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bui:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Gemutszustand bui; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; humeur; stemming
Grille bui; gril; kuur; luim; nuk krekel
Laune bui; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; gril; humeur; kuur; luim; nuk; stemming impuls; luim; opwelling; prikkel
Platzregen bui; regenbui slagregens
Regen bui; regenbui hemelwater; neerslag; regen
Regenguß bui; regenbui gietbui; plensbui; regenvlaag; slagregen; stortbui; stortregen; zware regenbui
Regenschauer bui; regenbui gietbui; plensbui; regenvlaag; slagregen; stortbui; stortregen; zware regenbui
Wolkenbruch bui; regenbui gietbui; plensbui; slagregen; stortbui; stortregen; stortvloed; wolkbreuk; wolkbreuken; zware regenbui
- stemming

Verwante woorden van "bui":


Synoniemen voor "bui":


Verwante definities voor "bui":

  1. regen, sneeuw of hagel die valt1
    • we moesten schuilen voor de bui1
  2. bepaald tijdelijk gevoel1
    • hij was in een vrolijke bui1

Wiktionary: bui

bui
noun
  1. Regenschauer: kurzer, heftiger Niederschlag analog: Schneeschauer

Cross Translation:
FromToVia
bui schlechte Stimmung; Missmut; üble Laune; schlechte Laune mood — bad mood
bui Schauer shower — brief fall of rain
bui Sturm storm — disturbed state of the atmosphere

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van buis