Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. calqueren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor calqueren (Nederlands) in het Duits

calqueren:

calqueren werkwoord (calqueer, calqueert, calqueerde, calqueerden, gecalqueerd)

  1. calqueren
    durchzeichnen; durchpausen
    • durchzeichnen werkwoord (durchzeichne, durchzeichnst, durchzeichnt, durchzeichnte, durchzeichntet, durchzeichnet)
    • durchpausen werkwoord (pause durch, paust durch, pauste durch, paustet durch, durchgepaust)

Conjugations for calqueren:

o.t.t.
  1. calqueer
  2. calqueert
  3. calqueert
  4. calqueren
  5. calqueren
  6. calqueren
o.v.t.
  1. calqueerde
  2. calqueerde
  3. calqueerde
  4. calqueerden
  5. calqueerden
  6. calqueerden
v.t.t.
  1. heb gecalqueerd
  2. hebt gecalqueerd
  3. heeft gecalqueerd
  4. hebben gecalqueerd
  5. hebben gecalqueerd
  6. hebben gecalqueerd
v.v.t.
  1. had gecalqueerd
  2. had gecalqueerd
  3. had gecalqueerd
  4. hadden gecalqueerd
  5. hadden gecalqueerd
  6. hadden gecalqueerd
o.t.t.t.
  1. zal calqueren
  2. zult calqueren
  3. zal calqueren
  4. zullen calqueren
  5. zullen calqueren
  6. zullen calqueren
o.v.t.t.
  1. zou calqueren
  2. zou calqueren
  3. zou calqueren
  4. zouden calqueren
  5. zouden calqueren
  6. zouden calqueren
diversen
  1. calqueer!
  2. calqueert!
  3. gecalqueerd
  4. calquerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor calqueren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
durchpausen calqueren met pen overtekenen; overtrekken
durchzeichnen calqueren

Wiktionary: calqueren

calqueren
verb
  1. op doorschijnend papier of linnen overtrekken