Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Duits ->Zoek: detailhandel

Nederlandse en Duitse zoekresultaten voor: detailhandel

Overzicht

Nederlands naar Duits: Meer gegevens...

detailhandel:
- Einzelhandel; Kleinhandel
Wiktionary:
- detailhandel → Einzelhandel
- detailhandel → Einzelhandel, Einzelhandelsabsatz, Kleinverkauf

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

detailhandel:
Het woord detailhandel is bekend in onze database, echter hebben wij hiervoor nog geen vertaling van duits naar nederlands.
- Synoniemen voor "Detailhandel":
  Einzelhandel

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor detailhandel (Nederlands) in het Duits

detailhandel:

detailhandel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

de detailhandel (kleinhandel)
der Einzelhandel; der Kleinhandel
- Einzelhandel [der ~] zelfstandig naamwoord
- Kleinhandel [der ~] zelfstandig naamwoord
de detailhandel
der Einzelhandel
- Einzelhandel [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor detailhandel:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Einzelhandel	detailhandel; kleinhandel	kleinindustrie
Kleinhandel	detailhandel; kleinhandel	kleinbedrijf; kleinindustrie

Verwante woorden van "detailhandel":

detailhandels

Wiktionary: detailhandel

detailhandel

noun

der Verkauf von Waren direkt an den Verbraucher
- Einzelhandel → detailhandel

Cross Translation:

From	To	Via
• detailhandel	→ Einzelhandel; Einzelhandelsabsatz; Kleinverkauf	↔ retail — sale of goods directly to the consumer

Duits

Uitgebreide vertaling voor detailhandel (Duits) in het Nederlands

detailhandel: ^{(*Woord en zin splitter gebruikt)}

Detail: kleinigheid; akkefietje; bagatel
Handel: markt; goederenhandel; handel; commercie; zaak; transactie; deal; vak; ambacht; stiel; métier; koophandel; handelsverkeer; negotie

Detailhandel:

Synoniemen voor "Detailhandel":

Einzelhandel