Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. dunken:
  2. dunk:
  3. Wiktionary:
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. dünken:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor dunken (Nederlands) in het Duits

dunken:

dunken werkwoord (dunk, dunkt, dunkte, dunkten, gedunkt)

  1. dunken
    halten von; dünken; scheinen; meinen
    • halten von werkwoord
    • dünken werkwoord
    • scheinen werkwoord (scheine, scheinst, scheint, schien, schient, geschienen)
    • meinen werkwoord (meine, meinst, meint, meinte, meintet, gemeint)

Conjugations for dunken:

o.t.t.
  1. dunk
  2. dunkt
  3. dunkt
  4. dunken
  5. dunken
  6. dunken
o.v.t.
  1. dunkte
  2. dunkte
  3. dunkte
  4. dunkten
  5. dunkten
  6. dunkten
v.t.t.
  1. heb gedunkt
  2. hebt gedunkt
  3. heeft gedunkt
  4. hebben gedunkt
  5. hebben gedunkt
  6. hebben gedunkt
v.v.t.
  1. had gedunkt
  2. had gedunkt
  3. had gedunkt
  4. hadden gedunkt
  5. hadden gedunkt
  6. hadden gedunkt
o.t.t.t.
  1. zal dunken
  2. zult dunken
  3. zal dunken
  4. zullen dunken
  5. zullen dunken
  6. zullen dunken
o.v.t.t.
  1. zou dunken
  2. zou dunken
  3. zou dunken
  4. zouden dunken
  5. zouden dunken
  6. zouden dunken
diversen
  1. dunk!
  2. dunkt!
  3. gedunkt
  4. dunkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor dunken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dünken dunken
halten von dunken
meinen dunken menen; van mening zijn
scheinen dunken belichten; blaken; de schijn van iets hebben; er uitzien; eruit zien; excelleren; flikkeren; fonkelen; glanzen; glimmen; glinsteren; licht geven; licht laten vallen op; licht schijnen; licht uitzenden; lijken; ogen; onderscheiden; overtreffen; schijnen; schitteren; sprankelen; stralen; toeschijnen; twinkelen; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken

Verwante woorden van "dunken":


Wiktionary: dunken

dunken
verb
  1. onpr|nld copl|nld voorkomen
dunken
  1. (intransitiv), unpersönlich, gehoben, veraltend, mit einem im Akkusativ oder seltener im Dativ stehenden Personalpronomen: von jemandem so wahrgenommen, empfunden werden

dunk:




Duits

Uitgebreide vertaling voor dunken (Duits) in het Nederlands

dünken:

dünken werkwoord

  1. dünken (halten von; scheinen; meinen)
    dunken
    • dunken werkwoord (dunk, dunkt, dunkte, dunkten, gedunkt)

Vertaal Matrix voor dünken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dunken dünken; halten von; meinen; scheinen

Wiktionary: dünken

dünken
  1. (intransitiv), unpersönlich, gehoben, veraltend, mit einem im Akkusativ oder seltener im Dativ stehenden Personalpronomen: von jemandem so wahrgenommen, empfunden werden
dünken
verb
  1. onpr|nld copl|nld voorkomen
  2. dunken, toeschijnen

Cross Translation:
FromToVia
dünken lijken; schijnen seem — to appear