Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor fabel (Nederlands) in het Duits

fabel:

fabel [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de fabel (verzinsel; fictie; sprookje; )
    Märchen; die Fabel; die Geschichte; die Sage; die Erdichtung; die Erzählung; die Erfindung; die Verdichtung; Gleichnis

Vertaal Matrix voor fabel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Erdichtung bedenksel; fabel; fictie; leugen; sprookje; verdichting; verdichtsel; verzinsel dichtwerk; poëzie
Erfindung bedenksel; fabel; fictie; leugen; sprookje; verdichting; verdichtsel; verzinsel ontdekking; openbaring; uitdenking; uitvinding; verrassende ontdekking; vinding; vondst
Erzählung bedenksel; fabel; fictie; leugen; sprookje; verdichting; verdichtsel; verzinsel geschiedenis; recital; relaas; sprookje; sprookjesverhaal; verdichtsel; verhaal; verhaaltje; vertelling; vertelsel
Fabel bedenksel; fabel; fictie; leugen; sprookje; verdichting; verdichtsel; verzinsel sprookje; sprookjesverhaal
Geschichte bedenksel; fabel; fictie; leugen; sprookje; verdichting; verdichtsel; verzinsel geschiedenis; geval; historie; probleemgeval; rapport; relaas; reportage; verdichtsel; verhaal; verhaaltje; verslag; vertelling; vertelsel; weergave
Gleichnis bedenksel; fabel; fictie; leugen; sprookje; verdichting; verdichtsel; verzinsel algebraïsche vergelijking; equatie; evenbeeld; gelijkenis; overeenkomst; parabel
Handlung actie; aktie; daad; handeling
Märchen bedenksel; fabel; fictie; leugen; sprookje; verdichting; verdichtsel; verzinsel sprookje; sprookjesverhaal
Sage bedenksel; fabel; fictie; leugen; sprookje; verdichting; verdichtsel; verzinsel
Verdichtung bedenksel; fabel; fictie; leugen; sprookje; verdichting; verdichtsel; verzinsel

Verwante woorden van "fabel":

  • fabelen, fabels, fabeltje, fabeltjes

Wiktionary: fabel


Cross Translation:
FromToVia
fabel Fabel fable — fictitious narration to enforce some useful truth or precept
fabel Fabel; Gerede; Gespött; Märchen; Apolog; Gleichnis; Lehrfabel fable — propre|fr rare|fr (vieilli) Ce que l’on dire, ce que l’on raconte.



Duits

Uitgebreide vertaling voor fabel (Duits) in het Nederlands

Fabel:

Fabel [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Fabel (Märchen; Geschichte; Sage; )
    de fictie; het sprookje; de fabel; de verdichting; het verzinsel; de leugen; het verdichtsel; het bedenksel
  2. die Fabel (Märchen; Erzählung)
    het sprookje; sprookjesverhaal

Vertaal Matrix voor Fabel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedenksel Erdichtung; Erfindung; Erzählung; Fabel; Geschichte; Gleichnis; Märchen; Sage; Verdichtung
fabel Erdichtung; Erfindung; Erzählung; Fabel; Geschichte; Gleichnis; Märchen; Sage; Verdichtung
fictie Erdichtung; Erfindung; Erzählung; Fabel; Geschichte; Gleichnis; Märchen; Sage; Verdichtung
leugen Erdichtung; Erfindung; Erzählung; Fabel; Geschichte; Gleichnis; Märchen; Sage; Verdichtung Gaukelei; Irreführung; Lüge; Schummelei; Schwindelei; Täuschung; Unwahrkeit
sprookje Erdichtung; Erfindung; Erzählung; Fabel; Geschichte; Gleichnis; Märchen; Sage; Verdichtung
sprookjesverhaal Erzählung; Fabel; Märchen
verdichting Erdichtung; Erfindung; Erzählung; Fabel; Geschichte; Gleichnis; Märchen; Sage; Verdichtung
verdichtsel Erdichtung; Erfindung; Erzählung; Fabel; Geschichte; Gleichnis; Märchen; Sage; Verdichtung Erzählung; Geschichte; Legende; Überlieferung
verzinsel Erdichtung; Erfindung; Erzählung; Fabel; Geschichte; Gleichnis; Märchen; Sage; Verdichtung

Synoniemen voor "Fabel":


Wiktionary: Fabel


Cross Translation:
FromToVia
Fabel fabel fable — fictitious narration to enforce some useful truth or precept
Fabel sprookje fairy tale — a folktale
Fabel fabel fable — propre|fr rare|fr (vieilli) Ce que l’on dire, ce que l’on raconte.