Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. loggen:
  2. Wiktionary:
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. loggen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor loggen (Nederlands) in het Duits

loggen:

loggen werkwoord (log, logt, logde, logden, gelogd)

  1. loggen
    loggen
    • loggen werkwoord (logge, loggst, loggt, loggte, loggtet, geloggt)

Conjugations for loggen:

o.t.t.
  1. log
  2. logt
  3. logt
  4. loggen
  5. loggen
  6. loggen
o.v.t.
  1. logde
  2. logde
  3. logde
  4. logden
  5. logden
  6. logden
v.t.t.
  1. heb gelogd
  2. hebt gelogd
  3. heeft gelogd
  4. hebben gelogd
  5. hebben gelogd
  6. hebben gelogd
v.v.t.
  1. had gelogd
  2. had gelogd
  3. had gelogd
  4. hadden gelogd
  5. hadden gelogd
  6. hadden gelogd
o.t.t.t.
  1. zal loggen
  2. zult loggen
  3. zal loggen
  4. zullen loggen
  5. zullen loggen
  6. zullen loggen
o.v.t.t.
  1. zou loggen
  2. zou loggen
  3. zou loggen
  4. zouden loggen
  5. zouden loggen
  6. zouden loggen
en verder
  1. ben gelogd
  2. bent gelogd
  3. is gelogd
  4. zijn gelogd
  5. zijn gelogd
  6. zijn gelogd
diversen
  1. log!
  2. logt!
  3. gelogd
  4. loggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor loggen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
loggen loggen

Wiktionary: loggen

loggen
verb
  1. vaart bepalen



Duits

Uitgebreide vertaling voor loggen (Duits) in het Nederlands

loggen:

loggen werkwoord (logge, loggst, loggt, loggte, loggtet, geloggt)

  1. loggen
    loggen
    • loggen werkwoord (log, logt, logde, logden, gelogd)

Conjugations for loggen:

Präsens
  1. logge
  2. loggst
  3. loggt
  4. loggen
  5. loggt
  6. loggen
Imperfekt
  1. loggte
  2. loggtest
  3. loggte
  4. loggten
  5. loggtet
  6. loggten
Perfekt
  1. habe geloggt
  2. hast geloggt
  3. hat geloggt
  4. haben geloggt
  5. habt geloggt
  6. haben geloggt
1. Konjunktiv [1]
  1. logge
  2. loggest
  3. logge
  4. loggen
  5. logget
  6. loggen
2. Konjunktiv
  1. loggte
  2. loggtest
  3. loggte
  4. loggten
  5. loggtet
  6. loggten
Futur 1
  1. werde loggen
  2. wirst loggen
  3. wird loggen
  4. werden loggen
  5. werdet loggen
  6. werden loggen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde loggen
  2. würdest loggen
  3. würde loggen
  4. würden loggen
  5. würdet loggen
  6. würden loggen
Diverses
  1. logg!
  2. loggt!
  3. loggen Sie!
  4. geloggt
  5. loggend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor loggen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
loggen loggen

Synoniemen voor "loggen":


Wiktionary: loggen

loggen
verb
  1. vaart bepalen