Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. ontbladeren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ontbladeren (Nederlands) in het Duits

ontbladeren:

ontbladeren werkwoord (ontblader, ontbladert, ontbladerde, ontbladerden, ontbladerd)

  1. ontbladeren (ontloven)
    entblättern; entlauben
    • entblättern werkwoord (entblättere, entblätterst, entblättert, entblätterte, entblättertet, entblättert)
    • entlauben werkwoord (entlaube, entlaubst, entlaubt, entlaubte, entlaubtet, entlaubt)

Conjugations for ontbladeren:

o.t.t.
  1. ontblader
  2. ontbladert
  3. ontbladert
  4. ontbladeren
  5. ontbladeren
  6. ontbladeren
o.v.t.
  1. ontbladerde
  2. ontbladerde
  3. ontbladerde
  4. ontbladerden
  5. ontbladerden
  6. ontbladerden
v.t.t.
  1. heb ontbladerd
  2. hebt ontbladerd
  3. heeft ontbladerd
  4. hebben ontbladerd
  5. hebben ontbladerd
  6. hebben ontbladerd
v.v.t.
  1. had ontbladerd
  2. had ontbladerd
  3. had ontbladerd
  4. hadden ontbladerd
  5. hadden ontbladerd
  6. hadden ontbladerd
o.t.t.t.
  1. zal ontbladeren
  2. zult ontbladeren
  3. zal ontbladeren
  4. zullen ontbladeren
  5. zullen ontbladeren
  6. zullen ontbladeren
o.v.t.t.
  1. zou ontbladeren
  2. zou ontbladeren
  3. zou ontbladeren
  4. zouden ontbladeren
  5. zouden ontbladeren
  6. zouden ontbladeren
en verder
  1. is ontbladerd
  2. zijn ontbladerd
diversen
  1. ontblader!
  2. ontbladert!
  3. ontbladerd
  4. ontbladerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ontbladeren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
entblättern ontbladeren; ontloven strippen
entlauben ontbladeren; ontloven

Wiktionary: ontbladeren

ontbladeren
verb
  1. (een plant, boom, struik of gewas) van de bladeren ontdoen