Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. patiënt:
  2. Wiktionary:
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Patient:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor patiënt (Nederlands) in het Duits

patiënt:

patiënt [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de patiënt (zieke)
    der Patient; der Kranke
    • Patient [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Kranke [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor patiënt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Kranke patiënt; zieke
Patient patiënt; zieke

Verwante woorden van "patiënt":

  • patiënten

Synoniemen voor "patiënt":


Verwante definities voor "patiënt":

  1. wie door een dokter behandeld moet worden1
    • de patiënt vroeg wat er aan de hand was1

Wiktionary: patiënt

patiënt
noun
  1. iemand die medische hulp krijgt
patiënt
noun
  1. eine kranke Person, die medizinisch behandelt oder betreut wird

Cross Translation:
FromToVia
patiënt Patient patient — someone who receives treatment from a doctor



Duits

Uitgebreide vertaling voor patiënt (Duits) in het Nederlands

Patient:

Patient [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Patient (Kranke)
    de patiënt; de zieke
    • patiënt [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • zieke [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Patient:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
patiënt Kranke; Patient
zieke Kranke; Patient

Synoniemen voor "Patient":


Wiktionary: Patient

Patient
noun
  1. eine kranke Person, die medizinisch behandelt oder betreut wird
Patient
noun
  1. iemand die medische hulp krijgt

Cross Translation:
FromToVia
Patient patiënt; patiënte patient — someone who receives treatment from a doctor