Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. schuwen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor schuwen (Nederlands) in het Duits

schuwen:

schuwen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. schuwen (vermijden; ontwijken; vermijding; )
    Vermeiden; Meiden
    • Vermeiden [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Meiden [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor schuwen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Meiden mijden; ontlopen; ontwijken; schuwen; verhoeden; vermijden; vermijding
Vermeiden mijden; ontlopen; ontwijken; schuwen; verhoeden; vermijden; vermijding

Wiktionary: schuwen


Cross Translation:
FromToVia
schuwen meiden; scheuen eschew — avoid, shun