Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. troetel:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor troetelen (Nederlands) in het Duits

troetel:

troetel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de troetel
    Schmusekätzchen; Gesellschaftstier; Schoßkind

Vertaal Matrix voor troetel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Gesellschaftstier troetel gezelschapsdier; huisdier
Schmusekätzchen troetel
Schoßkind troetel

Verwante woorden van "troetel":



Wiktionary: troetelen

troetelen
Cross Translation:
FromToVia
troetelen hätscheln; verhätscheln; verzärteln; verziehen; verwöhnen choyersoigner quelqu’un avec tendresse, avec affection.
troetelen hätscheln; verhätscheln; verzärteln; verziehen; verwöhnen dorloter — soigner délicatement