Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uiteenlopend (Nederlands) in het Duits

uiteenlopend:

uiteenlopend bijvoeglijk naamwoord

  1. uiteenlopend (divers; verschillend; onderscheiden; ongelijksoortig)
    verschieden; unterschiedlich; verschiedenartig; mannigfach; mannigfaltig

Vertaal Matrix voor uiteenlopend:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mannigfach divers; onderscheiden; ongelijksoortig; uiteenlopend; verschillend
mannigfaltig divers; onderscheiden; ongelijksoortig; uiteenlopend; verschillend veelsoortig
unterschiedlich divers; onderscheiden; ongelijksoortig; uiteenlopend; verschillend afwijkend; anders; anderszins; verschillend
verschieden divers; onderscheiden; ongelijksoortig; uiteenlopend; verschillend afwijkend; anders; anderszins; onderscheidend; verschillend
verschiedenartig divers; onderscheiden; ongelijksoortig; uiteenlopend; verschillend afwijkend; anders; anderszins; veelsoortig; verschillend

Verwante woorden van "uiteenlopend":

  • uiteenlopendheid

Wiktionary: uiteenlopend

uiteenlopend
adjective
  1. van allerlei soorten

Cross Translation:
FromToVia
uiteenlopend verschiedene various — an eclectic range of
uiteenlopend verschieden; verschiedenartig différent — Qui n’est pas pareil, qui est autre, distinct.

uiteenlopend vorm van uiteenlopen:

uiteenlopen werkwoord (loop uiteen, loopt uiteen, liep uiteen, liepen uiteen, uiteengelopen)

  1. uiteenlopen (variëren; veranderen; verschillen; afwisselen; wisselen)
    variieren; ändern; abwechseln; wechseln
    • variieren werkwoord (variiere, variierst, variiert, variierte, variiertet, variiert)
    • ändern werkwoord (ändere, änderst, ändert, änderte, ändertet, geändert)
    • abwechseln werkwoord (wechsele ab, wechselst ab, wechselt ab, wechselte ab, wechseltet ab, abgewechselt)
    • wechseln werkwoord (wechsele, wechselst, wechselt, wechselte, wechseltet, gewechselt)

Conjugations for uiteenlopen:

o.t.t.
  1. loop uiteen
  2. loopt uiteen
  3. loopt uiteen
  4. lopen uiteen
  5. lopen uiteen
  6. lopen uiteen
o.v.t.
  1. liep uiteen
  2. liep uiteen
  3. liep uiteen
  4. liepen uiteen
  5. liepen uiteen
  6. liepen uiteen
v.t.t.
  1. ben uiteengelopen
  2. bent uiteengelopen
  3. is uiteengelopen
  4. zijn uiteengelopen
  5. zijn uiteengelopen
  6. zijn uiteengelopen
v.v.t.
  1. was uiteengelopen
  2. was uiteengelopen
  3. was uiteengelopen
  4. waren uiteengelopen
  5. waren uiteengelopen
  6. waren uiteengelopen
o.t.t.t.
  1. zal uiteenlopen
  2. zult uiteenlopen
  3. zal uiteenlopen
  4. zullen uiteenlopen
  5. zullen uiteenlopen
  6. zullen uiteenlopen
o.v.t.t.
  1. zou uiteenlopen
  2. zou uiteenlopen
  3. zou uiteenlopen
  4. zouden uiteenlopen
  5. zouden uiteenlopen
  6. zouden uiteenlopen
diversen
  1. loop uiteen!
  2. loopt uiteen!
  3. uiteengelopen
  4. uiteenlopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uiteenlopen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abwechseln afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen afwisselen; herzien; ruilen; uitwisselen; veranderen; verruilen; verwisselen; wijzigen
variieren afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen afwisselen; herzien; omgaan met; veranderen; verkeren; verwisselen; wijzigen
wechseln afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen afwisselen; converteren; herzien; inwisselen; omruilen; omwisselen; omzetten; ruilen; uitwisselen; veranderen; verruilen; verversen; verwisselen; wijzigen; wisselen
ändern afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen

Wiktionary: uiteenlopen

uiteenlopen
verb
  1. zich in verschillende richting bewegen

Cross Translation:
FromToVia
uiteenlopen aufschieben; fristen; stunden; vertagen; verzögern; verschieden sein; variieren; schwanken; abwechseln; wechseln; abweichen; differieren; sich unterscheiden différer — Traductions à trier suivant le sens