Nederlands

Uitgebreide vertaling voor voltrokken (Nederlands) in het Duits

voltrokken:

voltrokken bijvoeglijk naamwoord

  1. voltrokken
    durchgeführt; vollzogen

Vertaal Matrix voor voltrokken:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
durchgeführt voltrokken doorgevoerd; geëxporteerd; uitgevoerd; verricht
vollzogen voltrokken bewerkstelligd; geëxporteerd; uitgevoerd

Verwante woorden van "voltrokken":

  • voltrokkene

Wiktionary: voltrokken


Cross Translation:
FromToVia
voltrokken realisiert; erreicht accomplished — completed
voltrokken vollendet; vollkommen; erreicht; realisiert accompli — Fini, parfait

voltrekken:

voltrekken werkwoord (voltrek, voltrekt, voltrok, voltrokken, voltrokken)

  1. voltrekken
    vollziehen; vollstrecken
    • vollziehen werkwoord (vollziehe, vollziehst, vollzieht, vollzog, vollzoget, vollzogen)
    • vollstrecken werkwoord (vollstrecke, vollstreckst, vollstreckt, vollstreckte, vollstrecktet, vollgestreckt)

Conjugations for voltrekken:

o.t.t.
  1. voltrek
  2. voltrekt
  3. voltrekt
  4. voltrekken
  5. voltrekken
  6. voltrekken
o.v.t.
  1. voltrok
  2. voltrok
  3. voltrok
  4. voltrokken
  5. voltrokken
  6. voltrokken
v.t.t.
  1. heb voltrokken
  2. hebt voltrokken
  3. heeft voltrokken
  4. hebben voltrokken
  5. hebben voltrokken
  6. hebben voltrokken
v.v.t.
  1. had voltrokken
  2. had voltrokken
  3. had voltrokken
  4. hadden voltrokken
  5. hadden voltrokken
  6. hadden voltrokken
o.t.t.t.
  1. zal voltrekken
  2. zult voltrekken
  3. zal voltrekken
  4. zullen voltrekken
  5. zullen voltrekken
  6. zullen voltrekken
o.v.t.t.
  1. zou voltrekken
  2. zou voltrekken
  3. zou voltrekken
  4. zouden voltrekken
  5. zouden voltrekken
  6. zouden voltrekken
diversen
  1. voltrek!
  2. voltrekt!
  3. voltrokken
  4. voltrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor voltrekken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vollstrecken voltrekken executeren; ter dood brengen; terechtstellen
vollziehen voltrekken aan verwachtingen beantwoorden; aan verwachtingen voldoen; doen; executeren; handelen; ter dood brengen; terechtstellen; uitrichten; uitvoeren; verrichten; volvoeren