Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. bokken:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bokten (Nederlands) in het Duits

bokken:

bokken werkwoord (bok, bokt, bokte, bokten, gebokt)

  1. bokken (bokkig zijn; steigeren)
    bocken; sich aufbäumen; bockig sein

Conjugations for bokken:

o.t.t.
  1. bok
  2. bokt
  3. bokt
  4. bokken
  5. bokken
  6. bokken
o.v.t.
  1. bokte
  2. bokte
  3. bokte
  4. bokten
  5. bokten
  6. bokten
v.t.t.
  1. heb gebokt
  2. hebt gebokt
  3. heeft gebokt
  4. hebben gebokt
  5. hebben gebokt
  6. hebben gebokt
v.v.t.
  1. had gebokt
  2. had gebokt
  3. had gebokt
  4. hadden gebokt
  5. hadden gebokt
  6. hadden gebokt
o.t.t.t.
  1. zal bokken
  2. zult bokken
  3. zal bokken
  4. zullen bokken
  5. zullen bokken
  6. zullen bokken
o.v.t.t.
  1. zou bokken
  2. zou bokken
  3. zou bokken
  4. zouden bokken
  5. zouden bokken
  6. zouden bokken
diversen
  1. bok!
  2. bokt!
  3. gebokt
  4. bokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bokken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bocken bokken; bokkig zijn; steigeren
bockig sein bokken; bokkig zijn; steigeren
sich aufbäumen bokken; bokkig zijn; steigeren

Verwante woorden van "bokken":


Wiktionary: bokken

bokken
verb
  1. mokken omdat men zich verongelijkt voelt