Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. kniezen:
  2. knie:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor knies (Nederlands) in het Duits

kniezen:

kniezen werkwoord (knies, kniest, kniesde, kniesden, gekniesd)

  1. kniezen (mokken)
    schmollen; trotzen; maulen
    • schmollen werkwoord (schmolle, schmollst, schmollt, schmollte, schmolltet, geschmollt)
    • trotzen werkwoord (trotze, trotzt, trotzte, trotztet, getrotzt)
    • maulen werkwoord (maule, maulst, mault, maulte, maultet, gemault)

Conjugations for kniezen:

o.t.t.
  1. knies
  2. kniest
  3. kniest
  4. kniezen
  5. kniezen
  6. kniezen
o.v.t.
  1. kniesde
  2. kniesde
  3. kniesde
  4. kniesden
  5. kniesden
  6. kniesden
v.t.t.
  1. heb gekniesd
  2. hebt gekniesd
  3. heeft gekniesd
  4. hebben gekniesd
  5. hebben gekniesd
  6. hebben gekniesd
v.v.t.
  1. had gekniesd
  2. had gekniesd
  3. had gekniesd
  4. hadden gekniesd
  5. hadden gekniesd
  6. hadden gekniesd
o.t.t.t.
  1. zal kniezen
  2. zult kniezen
  3. zal kniezen
  4. zullen kniezen
  5. zullen kniezen
  6. zullen kniezen
o.v.t.t.
  1. zou kniezen
  2. zou kniezen
  3. zou kniezen
  4. zouden kniezen
  5. zouden kniezen
  6. zouden kniezen
diversen
  1. knies!
  2. kniest!
  3. gekniesd
  4. kniezend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kniezen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
maulen kniezen; mokken bouderen; een pruillip trekken; kwaad zijn; pruilen; schuimbekken; woedend zijn
schmollen kniezen; mokken bouderen; een pruillip trekken; kwaad zijn; pruilen; schuimbekken; woedend zijn
trotzen kniezen; mokken bouderen; een pruillip trekken; hoofd bieden; koppig zijn; pruilen; trotseren

knie:

knie [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de knie
    Knie
    • Knie [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor knie:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Knie knie

Verwante woorden van "knie":

  • knies, knietje, knietjes

Verwante definities voor "knie":

  1. deel waar je je been mee buigt1
    • de voetballer kreeg een schop tegen zijn knie1

Wiktionary: knie

knie
noun
  1. een gewricht in het midden van het been dat het bovenbeen met het onderbeen verbindt
  2. iets onder de knie hebben
knie
noun
  1. vorderer Teil des Kniegelenks

Cross Translation:
FromToVia
knie Knie knee — joint in the middle of the leg and area around it
knie Knie genou — Articulation joignant la jambe à la cuisse