Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. polsen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor polsten (Nederlands) in het Duits

polsten vorm van polsen:

polsen werkwoord (pols, polst, polste, polsten, gepolst)

  1. polsen
    sondieren; anklopfen
    • sondieren werkwoord (sondiere, sondierst, sondiert, sondierte, sondiertet, sondiert)
    • anklopfen werkwoord (klopfe an, klopfst an, klopft an, klopfte an, klopftet an, angeklopft)

Conjugations for polsen:

o.t.t.
  1. pols
  2. polst
  3. polst
  4. polsen
  5. polsen
  6. polsen
o.v.t.
  1. polste
  2. polste
  3. polste
  4. polsten
  5. polsten
  6. polsten
v.t.t.
  1. heb gepolst
  2. hebt gepolst
  3. heeft gepolst
  4. hebben gepolst
  5. hebben gepolst
  6. hebben gepolst
v.v.t.
  1. had gepolst
  2. had gepolst
  3. had gepolst
  4. hadden gepolst
  5. hadden gepolst
  6. hadden gepolst
o.t.t.t.
  1. zal polsen
  2. zult polsen
  3. zal polsen
  4. zullen polsen
  5. zullen polsen
  6. zullen polsen
o.v.t.t.
  1. zou polsen
  2. zou polsen
  3. zou polsen
  4. zouden polsen
  5. zouden polsen
  6. zouden polsen
en verder
  1. ben gepolst
  2. bent gepolst
  3. is gepolst
  4. zijn gepolst
  5. zijn gepolst
  6. zijn gepolst
diversen
  1. pols!
  2. polst!
  3. gepolst
  4. polsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor polsen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anklopfen polsen
sondieren polsen diepte loden; loden; met sonde onderzoeken; sonderen; van loodglazuur voorzien
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
anklopfen oproep in wachtstand

Verwante woorden van "polsen":