Nederlands

Uitgebreide vertaling voor weert (Nederlands) in het Duits

weren:

weren werkwoord (weer, weert, weerde, weerden, geweerd)

  1. weren (afhouden)
    wehren; abwehren; sich wehren
    • wehren werkwoord (wehre, wehrst, wehrt, wehrte, wehrtet, gewehrt)
    • abwehren werkwoord (wehre ab, wehrst ab, wehrt ab, wehrte ab, wehrtet ab, abgewehrt)
    • sich wehren werkwoord (wehre mich, wehrst dich, wehrt sich, wehrte sich, wehrtet euch, sich gewehrt)
  2. weren (pareren; afweren)
    abhalten; abwehren
    • abhalten werkwoord (halte ab, hälst ab, hält ab, hielt ab, hieltet ab, abgehalten)
    • abwehren werkwoord (wehre ab, wehrst ab, wehrt ab, wehrte ab, wehrtet ab, abgewehrt)
  3. weren (verdedigen; verweren; afweren)
    verteidigen
    • verteidigen werkwoord (verteidige, verteidigst, verteidigt, verteidigte, verteidigtet, verteidigt)

Conjugations for weren:

o.t.t.
  1. weer
  2. weert
  3. weert
  4. weren
  5. weren
  6. weren
o.v.t.
  1. weerde
  2. weerde
  3. weerde
  4. weerden
  5. weerden
  6. weerden
v.t.t.
  1. heb geweerd
  2. hebt geweerd
  3. heeft geweerd
  4. hebben geweerd
  5. hebben geweerd
  6. hebben geweerd
v.v.t.
  1. had geweerd
  2. had geweerd
  3. had geweerd
  4. hadden geweerd
  5. hadden geweerd
  6. hadden geweerd
o.t.t.t.
  1. zal weren
  2. zult weren
  3. zal weren
  4. zullen weren
  5. zullen weren
  6. zullen weren
o.v.t.t.
  1. zou weren
  2. zou weren
  3. zou weren
  4. zouden weren
  5. zouden weren
  6. zouden weren
diversen
  1. weer!
  2. weert!
  3. geweerd
  4. werend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

weren [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het weren (verdedigen; afweren; verweren)
    Abwehren; Verteidigen; Wehren

Vertaal Matrix voor weren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Abwehren afweren; verdedigen; verweren; weren
Verteidigen afweren; verdedigen; verweren; weren
Wehren afweren; verdedigen; verweren; weren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abhalten afweren; pareren; weren afhouden; aftrekken; beletten; ervanaf houden; in mindering brengen; inhouden; terughouden; verrekenen; weerhouden
abwehren afhouden; afweren; pareren; weren afhouden; protesteren; tegenspartelen; tegenstribbelen; terughouden; verzetten
sich wehren afhouden; weren protesteren; sputteren; tegenpruttelen; tegenspartelen; tegensputteren; tegenstribbelen; verzetten
verteidigen afweren; verdedigen; verweren; weren bepleiten; pleiten
wehren afhouden; weren protesteren; tegenspartelen; tegenstribbelen; verzetten

Verwante woorden van "weren":


Wiktionary: weren