Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. adjunct:
  2. Wiktionary:
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. adjunct:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor adjunct (Nederlands) in het Engels

adjunct:

adjunct bijvoeglijk naamwoord

  1. adjunct (loco-)
    deputy; assistant

adjunct [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de adjunct
    the assistant

Vertaal Matrix voor adjunct:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
assistant adjunct assistent; assistente; helper; hulp; hulpje; knecht; secondant
deputy afgevaardigde; gecommitteerde; gedelegeerde; gedeputeerde; hulpkracht; invaller; noodhulp; plaatsvervanger; remplaçant; representant; substituut; vertegenwoordiger
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
assistant adjunct; loco-
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
deputy adjunct; loco- loco-; plaatsvervangend; waarnemend

Verwante woorden van "adjunct":

  • adjuncten

Wiktionary: adjunct

adjunct
noun
  1. ambtenaar of functionaris, aan een hogere toegevoegd om deze in zijn ambtsbezigheden bij te staan en bij afwezigheid te vervangen

Cross Translation:
FromToVia
adjunct assistant; helper; aid; aide; adjunct adjointpersonne qui est adjoindre à une autre pour certaines fonctions.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van adjunct



Engels

Uitgebreide vertaling voor adjunct (Engels) in het Nederlands

adjunct:


Vertaal Matrix voor adjunct:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- accessory; adjuvant; ancillary; appurtenant; assistant; auxiliary

Synoniemen voor "adjunct":


Verwante definities voor "adjunct":

  1. of or relating to a person who is subordinate to another1
  2. furnishing added support1
  3. a construction that can be used to extend the meaning of a word or phrase but is not one of the main constituents of a sentence1
  4. something added to another thing but not an essential part of it1
  5. a person who is an assistant or subordinate to another1

Wiktionary: adjunct

adjunct
noun
  1. appendage
adjunct
noun
  1. wat toegevoegd wordt

Cross Translation:
FromToVia
adjunct bijbehorend; bijkomend; bijkomstig; accessorisch; accessoir accessoire — Qui n’regarder que comme la suite, l’accompagnement ou la dépendance de quelque chose de principal.
adjunct assistent; famulus; helper; hulp; adjunct adjointpersonne qui est adjoindre à une autre pour certaines fonctions.
adjunct aanhangsel; appendix; wormvormig aanhangsel; bijlage; toevoeging; toeslag; supplement; bijkomstigheid; bijwerk; bijzaak appendice — Ce qui semble appendre, ajouter à une autre chose. On trouve plus rarement son synonyme : appendage.
adjunct hulp-; bij-; minder belangrijk; ver; zij-; zijdelings; bijbehorend; bijkomend; bijkomstig; accessorisch; accessoir auxiliaire — à classer
adjunct bijbehorend; bijkomend; bijkomstig; accessorisch; accessoir secondaire — Qui est accessoire, qui ne venir qu’en second.
adjunct bijvoegsel; supplement; toevoegsel supplémentajout à quelque chose.

Computer vertaling door derden: