Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor wind (Nederlands) in het Engels

wind:

wind [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de wind (scheet)
    the fart
    • fart [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de wind (stormwind)
    the storm wind; the gale; the storm
    • storm wind [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gale [the ~] zelfstandig naamwoord
    • storm [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. de wind (bries)
    the breeze
    • breeze [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. de wind
    – stroming van lucht buitenshuis 1
    the wind; the air current; the current of air
    – air moving (sometimes with considerable force) from an area of high pressure to an area of low pressure 2
    • wind [the ~] zelfstandig naamwoord
      • trees bent under the fierce winds2
      • when there is no wind, row2
    • air current [the ~] zelfstandig naamwoord
      • the radioactivity was being swept upwards by the air current and out into the atmosphere2
    • current of air [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor wind:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
air current wind luchtstroom
breeze bries; wind
current of air wind
fart scheet; wind
gale stormwind; wind hevige wind; stormweer
storm stormwind; wind hevige wind; hondenweer; noodweer
storm wind stormwind; wind hevige wind
wind wind blaasinstrument
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
storm aanvallen; attaqueren; belegeren; bestormen; donderen; fulmineren; haasten; jachten; ketteren; overvallen; razen; spoeden; stormlopen; te keer gaan; tekeergaan; tieren; tot spoed aanzetten; uit de slof schieten; uitvaren; woeden
wind haspelen; op een haspel winden; opklossen; opspoelen; opwikkelen; opwinden

Synoniemen voor "wind":


Verwante definities voor "wind":

  1. darmgassen die ontsnappen1
    • hij liet plotseling een wind1
  2. stroming van lucht buitenshuis1
    • de fietser heeft de wind tegen1

Wiktionary: wind

wind
noun
  1. stroming van lucht veroorzaakt door luchtdrukverschillen
  2. gasvormige ontlasting uit de darmen
wind
verb
  1. break wind
  2. to fart
noun
  1. an emission of flatulent gases
  2. movement of air
  3. flatus

Cross Translation:
FromToVia
wind wind WindMeteorologie: eine gerichtete Luftbewegung in der Atmosphäre
wind fart; wind gaz — Flatulences
wind fart; wind pet — (familier, fr) vent, gaz qui sort du corps par l’anus avec ou sans bruit.
wind wind; hot air vent — Mouvement d’air

wind vorm van winden:

winden [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de winden
    the winds; the farts; the drafts; the draughts; the gales; the breezes
    • winds [the ~] zelfstandig naamwoord
    • farts [the ~] zelfstandig naamwoord
    • drafts [the ~] zelfstandig naamwoord
    • draughts [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gales [the ~] zelfstandig naamwoord
    • breezes [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor winden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
breezes winden
drafts winden kladjes; schrijfsels
draughts winden dammen; damschijven; damspellen; slokken
farts winden
gales winden
winds winden

Wiktionary: winden

winden
verb
  1. een draad of kabel draaiend op een as of klos aanbrengen
winden
verb
  1. turn coils of something around

Cross Translation:
FromToVia
winden wind winden — (transitiv) etwas drehen, wickeln
winden wind winden — (transitiv) jemandem etwas wegnehmen
winden roll; roll up; wind; wind up; wrap round; wrap enroulerrouler plusieurs fois une chose autour d’une autre, ou sur elle-même.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van wind



Engels

Uitgebreide vertaling voor wind (Engels) in het Nederlands

wind:

to wind werkwoord (winds, winded, winding)

  1. to wind (wind up; reel; reel in)
    opwikkelen; opwinden; haspelen; op een haspel winden; opklossen
    • opwikkelen werkwoord (wikkel op, wikkelt op, wikkelde op, wikkelden op, opgewikkeld)
    • opwinden werkwoord (wind op, windt op, wond op, wonden op, opgewonden)
    • haspelen werkwoord (haspel, haspelt, haspelde, haspelden, gehaspeld)
    • opklossen werkwoord
  2. to wind (entwine)
    opspoelen
    • opspoelen werkwoord (spoel op, spoelt op, spoelde op, spoelden op, opgespoeld)

Conjugations for wind:

present
  1. wind
  2. wind
  3. winds
  4. wind
  5. wind
  6. wind
simple past
  1. winded
  2. winded
  3. winded
  4. winded
  5. winded
  6. winded
present perfect
  1. have winded
  2. have winded
  3. has winded
  4. have winded
  5. have winded
  6. have winded
past continuous
  1. was winding
  2. were winding
  3. was winding
  4. were winding
  5. were winding
  6. were winding
future
  1. shall wind
  2. will wind
  3. will wind
  4. shall wind
  5. will wind
  6. will wind
continuous present
  1. am winding
  2. are winding
  3. is winding
  4. are winding
  5. are winding
  6. are winding
subjunctive
  1. be winded
  2. be winded
  3. be winded
  4. be winded
  5. be winded
  6. be winded
diverse
  1. wind!
  2. let's wind!
  3. winded
  4. winding
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

wind [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the wind (wind instrument)
    – a musical instrument in which the sound is produced by an enclosed column of air that is moved by the breath 2
    het blaasinstrument
  2. the wind (air current; current of air)
    – air moving (sometimes with considerable force) from an area of high pressure to an area of low pressure 2
    de wind
    – stroming van lucht buitenshuis 1
    • wind [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • de fietser heeft de wind tegen1

Vertaal Matrix voor wind:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blaasinstrument wind; wind instrument car horn; clarion; cornet; horn; motor horn; tooter; trumpet; wind instrument
wind air current; current of air; wind breeze; fart; gale; storm; storm wind
- breaking wind; confidential information; fart; farting; flatus; hint; idle words; jazz; lead; malarkey; malarky; nothingness; steer; tip; twist; winding
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
haspelen reel; reel in; wind; wind up bungle; tinker
op een haspel winden reel; reel in; wind; wind up
opklossen reel; reel in; wind; wind up
opspoelen entwine; wind
opwikkelen reel; reel in; wind; wind up
opwinden reel; reel in; wind; wind up arouse; excite; stimulate; stir up
- curve; hoist; lift; meander; nose; roll; scent; thread; twine; twist; wander; weave; wind up; wrap; wreathe
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- coil; curl; gas; gauze; meander; twine; winding; wriggle

Verwante woorden van "wind":


Synoniemen voor "wind":


Antoniemen van "wind":


Verwante definities voor "wind":

  1. the act of winding or twisting2
    • he put the key in the old clock and gave it a good wind2
  2. breath2
    • the collision knocked the wind out of him2
  3. a reflex that expels intestinal gas through the anus2
  4. a musical instrument in which the sound is produced by an enclosed column of air that is moved by the breath2
  5. an indication of potential opportunity2
  6. empty rhetoric or insincere or exaggerated talk2
    • that's a lot of wind2
  7. a tendency or force that influences events2
    • the winds of change2
  8. air moving (sometimes with considerable force) from an area of high pressure to an area of low pressure2
    • trees bent under the fierce winds2
    • when there is no wind, row2
  9. raise or haul up with or as if with mechanical help2
  10. form into a wreath2
  11. coil the spring of (some mechanical device) by turning a stem2
    • wind your watch2
  12. arrange or or coil around2
  13. to move or cause to move in a sinuous, spiral, or circular course2
    • the river winds through the hills2
  14. catch the scent of; get wind of2
  15. extend in curves and turns2
    • The road winds around the lake2

Wiktionary: wind

wind
noun
  1. movement of air
  2. flatus
verb
  1. blow air through (a wind instrument)
  2. turn coils of something around
  3. tighten a clockwork mechanism
wind
verb
  1. draaiend onder spanning zetten
  2. een draad of kabel draaiend op een as of klos aanbrengen
noun
  1. stroming van lucht veroorzaakt door luchtdrukverschillen

Cross Translation:
FromToVia
wind geraaskal Kalaumesumgangssprachlich: belangloses, überflüssiges Gerede
wind geraaskal Schmontiusumgangssprachlich: leeres Gerede
wind geraaskal SchmonzesDeutschland, Österreich; umgangssprachlich abwertend: belangloses, leeres Gerede; Vortäuschungen; Worte, die ergreifen und gefügig stimmen sollen
wind wind WindMeteorologie: eine gerichtete Luftbewegung in der Atmosphäre
wind winden winden — (transitiv) etwas drehen, wickeln
wind winden winden — (transitiv) jemandem etwas wegnehmen
wind oprollen; strengelen; wikkelen; winden enroulerrouler plusieurs fois une chose autour d’une autre, ou sur elle-même.
wind scheet; veest; wind gaz — Flatulences
wind adem; aam; asem; ademhaling; respiratie; uitwaseming haleinesouffle de la respiration, air attirer et repousser par les poumons.
wind paato; vods; veest; wind; poep; scheet pet — (familier, fr) vent, gaz qui sort du corps par l’anus avec ou sans bruit.
wind wind vent — Mouvement d’air

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van wind