Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor omlopen (Nederlands) in het Engels

omlopen:

omlopen werkwoord (loop om, loopt om, liep om, liepen om, omgelopen)

  1. omlopen (langs een omweg lopen)
    to walk round; take a roundabout way

Conjugations for omlopen:

o.t.t.
  1. loop om
  2. loopt om
  3. loopt om
  4. lopen om
  5. lopen om
  6. lopen om
o.v.t.
  1. liep om
  2. liep om
  3. liep om
  4. liepen om
  5. liepen om
  6. liepen om
v.t.t.
  1. ben omgelopen
  2. bent omgelopen
  3. is omgelopen
  4. zijn omgelopen
  5. zijn omgelopen
  6. zijn omgelopen
v.v.t.
  1. was omgelopen
  2. was omgelopen
  3. was omgelopen
  4. waren omgelopen
  5. waren omgelopen
  6. waren omgelopen
o.t.t.t.
  1. zal omlopen
  2. zult omlopen
  3. zal omlopen
  4. zullen omlopen
  5. zullen omlopen
  6. zullen omlopen
o.v.t.t.
  1. zou omlopen
  2. zou omlopen
  3. zou omlopen
  4. zouden omlopen
  5. zouden omlopen
  6. zouden omlopen
en verder
  1. heb omgelopen
  2. hebt omgelopen
  3. heeft omgelopen
  4. hebben omgelopen
  5. hebben omgelopen
  6. hebben omgelopen
diversen
  1. loop om!
  2. loopt om!
  3. omgelopen
  4. omlopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor omlopen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
take a roundabout way langs een omweg lopen; omlopen
walk round langs een omweg lopen; omlopen rondlopen; rondslenteren; rondwandelen

Verwante woorden van "omlopen":


Wiktionary: omlopen

omlopen
verb
  1. intransitive: to make a detour
  2. circle another object

omloop:

omloop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de omloop (roulatie; circulatie; rouleren)
    the circulation; the being in circulation
  2. de omloop (wandeling; ommetje; wandeltocht; )
    the hiking tour; the walk; the promenade; the stroll; the outing; the hike; the short walk; the ramble; the tramp
    • hiking tour [the ~] zelfstandig naamwoord
    • walk [the ~] zelfstandig naamwoord
    • promenade [the ~] zelfstandig naamwoord
    • stroll [the ~] zelfstandig naamwoord
    • outing [the ~] zelfstandig naamwoord
    • hike [the ~] zelfstandig naamwoord
    • short walk [the ~] zelfstandig naamwoord
    • ramble [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tramp [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor omloop:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
being in circulation circulatie; omloop; roulatie; rouleren
circulation circulatie; omloop; roulatie; rouleren bloedsomloop; druk; oplage; uitgave; uitstrooiing; verspreiding
hike kuier; loopje; omloop; ommetje; tochtje; uitje; wandeling; wandeltocht dwaaltocht; expeditie; mars; omzwerving; reis; rit; tocht; toer; trektocht; voetreis; voettocht; zwerftocht
hiking tour kuier; loopje; omloop; ommetje; tochtje; uitje; wandeling; wandeltocht expeditie; mars; reis; rit; tocht; toer; trektocht; voetreis; voettocht
outing kuier; loopje; omloop; ommetje; tochtje; uitje; wandeling; wandeltocht dagreis; excursie; gang; plezierreisje; pleziertochtje; reis; rit; tocht; toer; tournee; uitstapje
promenade kuier; loopje; omloop; ommetje; tochtje; uitje; wandeling; wandeltocht promenade
ramble kuier; loopje; omloop; ommetje; tochtje; uitje; wandeling; wandeltocht dwaaltocht; omzwerving; zwerftocht
short walk kuier; loopje; omloop; ommetje; tochtje; uitje; wandeling; wandeltocht
stroll kuier; loopje; omloop; ommetje; tochtje; uitje; wandeling; wandeltocht rondwandeling
tramp kuier; loopje; omloop; ommetje; tochtje; uitje; wandeling; wandeltocht landloper; vagebond; zwerfster; zwerver
walk kuier; loopje; omloop; ommetje; tochtje; uitje; wandeling; wandeltocht wandelroute
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hike reizen; rondreizen; trekken; zwerven
promenade kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen
stroll drentelen; kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen
walk gaan; kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; stappen; stapvoets gaan; toelopen; wandelen; zich begeven; zich voortbewegen

Verwante woorden van "omloop":


Wiktionary: omloop

omloop
noun
  1. het in de rondte gaan, een kringloop bijv. bloedsomloop
  2. om de vinger of nagel lopende zweer
omloop
noun
  1. The act of passing from place to place or person to person