Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. lukken:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor lukken (Nederlands) in het Engels

lukken:

lukken [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. lukken (slagen; gelukken)
    the succeeding; the success; the working

lukken werkwoord (luk, lukt, lukte, lukten, gelukt)

  1. lukken
    – goed gaan 1
    to succeed; to win; to come through; bring home the bacon; deliver the goods
    – attain success or reach a desired goal 2
    • succeed werkwoord (succeeds, succeeded, succeeding)
      • The enterprise succeeded2
      • We succeeded in getting tickets to the show2
    • win werkwoord (wins, won, winning)
      • she struggled to overcome her handicap and won2
    • come through werkwoord (comes through, came through, coming through)
    • deliver the goods werkwoord

Conjugations for lukken:

o.t.t.
  1. luk
  2. lukt
  3. lukt
  4. lukken
  5. lukken
  6. lukken
o.v.t.
  1. lukte
  2. lukte
  3. lukte
  4. lukten
  5. lukten
  6. lukten
v.t.t.
  1. ben gelukt
  2. bent gelukt
  3. is gelukt
  4. zijn gelukt
  5. zijn gelukt
  6. zijn gelukt
v.v.t.
  1. was gelukt
  2. was gelukt
  3. was gelukt
  4. waren gelukt
  5. waren gelukt
  6. waren gelukt
o.t.t.t.
  1. zal lukken
  2. zult lukken
  3. zal lukken
  4. zullen lukken
  5. zullen lukken
  6. zullen lukken
o.v.t.t.
  1. zou lukken
  2. zou lukken
  3. zou lukken
  4. zouden lukken
  5. zouden lukken
  6. zouden lukken
diversen
  1. luk!
  2. lukt!
  3. gelukt
  4. lukkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor lukken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
succeeding gelukken; lukken; slagen
success gelukken; lukken; slagen succes; voorspoedigheid; welslagen; welstand; welvaart
working gelukken; lukken; slagen arbeid; functioneren; job; karwei; werken; werking
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bring home the bacon lukken
come through lukken doorkomen; erdoor komen
deliver the goods lukken
succeed lukken bedingen; bewerkstelligen; een prestatie leveren; fixen; klaarspelen; lappen; presteren; voor elkaar krijgen
win lukken behalen; overwinnen; te boven komen; verkrijgen; verslaan; winnen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
succeeding navolgend; onderstaande; opvolgend; volgende
working actief; arbeidend; arbeidzaam; bedrijvig; bezig; druk; werkend; werkzaam

Antoniemen van "lukken":


Verwante definities voor "lukken":

  1. goed gaan1
    • kun je dit dragen? ja, het lukt1

Wiktionary: lukken

lukken
verb
  1. tot een succes leiden

Cross Translation:
FromToVia
lukken succeed gelingen — etwas erfolgreich zu Ende bringen