Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. lied:
  2. Wiktionary:
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. lied:
  2. lie:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor lied (Nederlands) in het Engels

lied:

lied [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het lied (liedje; gezang)
    the song; the ballad; the ditty; the melody
    • song [the ~] zelfstandig naamwoord
    • ballad [the ~] zelfstandig naamwoord
    • ditty [the ~] zelfstandig naamwoord
    • melody [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor lied:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ballad gezang; lied; liedje ballade; melodie; wijs
ditty gezang; lied; liedje deun; wijs
melody gezang; lied; liedje deuntje; melodie; wijs; wijsje
song gezang; lied; liedje ballade; deun; deuntje; melodie; wijs; wijsje

Verwante woorden van "lied":


Verwante definities voor "lied":

  1. tekst die je kunt zingen1
    • ze zong een lied van Brahms1

Wiktionary: lied

lied
noun
  1. het melodische geluid
lied
noun
  1. music with words
  2. sound of another animal

Cross Translation:
FromToVia
lied song LiedMusik: gesungenes Musikstück
lied chanson; song; ballad chanson — (musique) texte mettre en musique, divisé en strophes ou couplets, avec ou sans refrain.

Verwante vertalingen van lied



Engels

Uitgebreide vertaling voor lied (Engels) in het Nederlands

lied:

lied bijvoeglijk naamwoord

  1. lied (sham)
    gelogen

Vertaal Matrix voor lied:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gelogen lied; sham

Verwante woorden van "lied":


Synoniemen voor "lied":


Verwante definities voor "lied":

  1. a German art song of the 19th century for voice and piano2

lied vorm van lie:

to lie werkwoord (lies, lay, lying)

  1. to lie (fib)
    – tell an untruth; pretend with intent to deceive 2
    liegen; jokken
    • liegen werkwoord (lieg, liegt, loog, logen, gelogen)
    • jokken werkwoord (jok, jokt, jokte, jokten, gejokt)
  2. to lie (cheat; dodge)
    – tell an untruth; pretend with intent to deceive 2
    afzetten; bedotten; tillen
    • afzetten werkwoord (zet af, zette af, zetten af, afgezet)
    • bedotten werkwoord (bedot, bedotte, bedotten, bedot)
    • tillen werkwoord (til, tilt, tilde, tilden, getild)
  3. to lie (fabricate; fib; make up)
    – tell an untruth; pretend with intent to deceive 2
    voorliegen; voorjokken
    • voorliegen werkwoord (lieg voor, liegt voor, loog voor, logen voor, voorgelogen)
    • voorjokken werkwoord (jok voor, jokt voor, jokte voor, jokten voor, voorgejokt)
  4. to lie (be situated)
    – be located or situated somewhere; occupy a certain position 2
    liggen; gelegen zijn
    • liggen werkwoord (lig, ligt, lag, lagen, gelegen)
    • gelegen zijn werkwoord (is gelegen, was gelegen, gelegen geweest)
  5. to lie
    – be lying, be prostrate; be in a horizontal position 2
    liggen
    • liggen werkwoord (lig, ligt, lag, lagen, gelegen)

Conjugations for lie:

present
  1. lie
  2. lie
  3. lies
  4. lie
  5. lie
  6. lie
simple past
  1. lay
  2. lay
  3. lay
  4. lay
  5. lay
  6. lay
present perfect
  1. have lain
  2. have lain
  3. has lain
  4. have lain
  5. have lain
  6. have lain
past continuous
  1. was lying
  2. were lying
  3. was lying
  4. were lying
  5. were lying
  6. were lying
future
  1. shall lie
  2. will lie
  3. will lie
  4. shall lie
  5. will lie
  6. will lie
continuous present
  1. am lying
  2. are lying
  3. is lying
  4. are lying
  5. are lying
  6. are lying
subjunctive
  1. be lain
  2. be lain
  3. be lain
  4. be lain
  5. be lain
  6. be lain
diverse
  1. lie!
  2. let's lie!
  3. lain
  4. lying
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

lie [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the lie (deceit; deception; falsehood; )
    – a statement that deviates from or perverts the truth 2
    de leugen; het bedrog; de onwaarheid
    • leugen [de ~] zelfstandig naamwoord
    • bedrog [het ~] zelfstandig naamwoord
    • onwaarheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor lie:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afzetten amputating; amputation; removing; taking
bedrog cheating; deceit; deception; falsehood; fooling; lie; untruth cheating; deceit; deception; double-cross; fraud; mess; scam; swindling
leugen cheating; deceit; deception; falsehood; fooling; lie; untruth delusion; fable; fairytale; fib; fiction; old wive's tale; story
onwaarheid cheating; deceit; deception; falsehood; fooling; lie; untruth
- prevarication
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afzetten cheat; dodge; lie amputate; be deceived; be duped; border; bring to a halt; bring to a standstill; cheat; clearly define; deceive; define; demarcate; diddle; disconnect; drop; drop off somewhere; edge; extinguish; fence; fence in; fence off; fool; halt; hoodwink; make out; map out; mark out; matter; outline; put down; put out; put someone off; set out; stop; swindle; switch off; trace out; trick; turn off; woodwink
bedotten cheat; dodge; lie
gelegen zijn be situated; lie
jokken fib; lie
liegen fib; lie
liggen be situated; lie
tillen cheat; dodge; lie heave; lift; lift up
voorjokken fabricate; fib; lie; make up
voorliegen fabricate; fib; lie; make up
- consist; dwell; lie down; lie in; rest

Verwante woorden van "lie":


Synoniemen voor "lie":


Antoniemen van "lie":


Verwante definities voor "lie":

  1. a statement that deviates from or perverts the truth2
  2. position or manner in which something is situated2
  3. tell an untruth; pretend with intent to deceive2
    • Don't lie to your parents2
    • She lied when she told me she was only 292
  4. be lying, be prostrate; be in a horizontal position2
    • The sick man lay in bed all day2
    • the books are lying on the shelf2
  5. assume a reclining position2
  6. originate (in)2
  7. be located or situated somewhere; occupy a certain position2
  8. have a place in relation to something else2
    • The fate of Bosnia lies in the hands of the West2
    • The responsibility rests with the Allies2
  9. be and remain in a particular state or condition2
    • lie dormant2

Wiktionary: lie

lie
verb
  1. tell an intentional untruth
  2. be situated
  3. be in horizontal position
noun
  1. intentionally false statement
  2. golf term
  3. position of fetus
lie
noun
  1. een mededeling die niet waar is met de bedoeling om anderen te misleiden
  2. het onwaar zijn
verb
  1. met opzet feiten vertellen die niet de waarheid zijn maar wel als dusdanig worden gepresenteerd

Cross Translation:
FromToVia
lie leugen Lügefalsche Aussage, mit der andere bewusst täuschen werden sollen
lie liggen liegen — eine mehr oder weniger horizontal ausgerichtete Lage einnehmen
lie liggen liegen — eine als angenehm empfundene Position eines Objektes zu einem anderen
lie liegen lügen — vorsätzlich nicht die Wahrheit sagen
lie onwaarheid; leugen mensonge — Propos contraire à la vérité
lie liegen mentir — Sens intransitif