Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. geselen:
  2. gesel:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor geselen (Nederlands) in het Engels

geselen:

geselen werkwoord (gesel, geselt, geselde, geselden, gegeseld)

  1. geselen (tuchtigen; kastijden)
    to chastise; to discipline; to punish
    • chastise werkwoord (chastises, chastised, chastising)
    • discipline werkwoord (disciplines, disciplined, disciplining)
    • punish werkwoord (punishes, punished, punishing)

Conjugations for geselen:

o.t.t.
  1. gesel
  2. geselt
  3. geselt
  4. geselen
  5. geselen
  6. geselen
o.v.t.
  1. geselde
  2. geselde
  3. geselde
  4. geselden
  5. geselden
  6. geselden
v.t.t.
  1. heb gegeseld
  2. hebt gegeseld
  3. heeft gegeseld
  4. hebben gegeseld
  5. hebben gegeseld
  6. hebben gegeseld
v.v.t.
  1. had gegeseld
  2. had gegeseld
  3. had gegeseld
  4. hadden gegeseld
  5. hadden gegeseld
  6. hadden gegeseld
o.t.t.t.
  1. zal geselen
  2. zult geselen
  3. zal geselen
  4. zullen geselen
  5. zullen geselen
  6. zullen geselen
o.v.t.t.
  1. zou geselen
  2. zou geselen
  3. zou geselen
  4. zouden geselen
  5. zouden geselen
  6. zouden geselen
en verder
  1. ben gegeseld
  2. bent gegeseld
  3. is gegeseld
  4. zijn gegeseld
  5. zijn gegeseld
  6. zijn gegeseld
diversen
  1. gesel!
  2. geselt!
  3. gegeseld
  4. geselend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor geselen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
discipline discipline; dwang; gehoorzaamheid; onderwerping; orde; tak van wetenschap; tucht
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chastise geselen; kastijden; tuchtigen afstraffen; straffen
discipline geselen; kastijden; tuchtigen
punish geselen; kastijden; tuchtigen afstraffen; bestraffen; sancties treffen; straffen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
punish pittig; straf

Verwante woorden van "geselen":


Wiktionary: geselen

geselen
verb
  1. iemand met een zweep of gesel tuchtigen
geselen
verb
  1. to whip or scourge someone or something as punishment
  2. to strike with a scourge
  3. to hit with a whip

Cross Translation:
FromToVia
geselen whip; flog; lash flagellersoumettre au supplice du fouet.
geselen whip; flog; lash fouetter — Frapper à l’aide d’un fouet. (Sens général).
geselen birch; thrash; flay; castigate; denounce; censure fustigerfrapper à coups de verges.

gesel:

gesel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de gesel
    the scourge
    • scourge [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor gesel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
scourge gesel

Verwante woorden van "gesel":


Wiktionary: gesel

gesel
noun
  1. a whip often of leather

Cross Translation:
FromToVia
gesel discipline; scourge discipline — (vieilli) méthode d’instruction et d’éducation.