Nederlands

Uitgebreide vertaling voor management (Nederlands) in het Engels

management:

management [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het management (bestuur; politiek)
    the management; the politics; the policy; the strategy; the tactic
    • management [the ~] zelfstandig naamwoord
    • politics [the ~] zelfstandig naamwoord
    • policy [the ~] zelfstandig naamwoord
    • strategy [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tactic [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. het management
    the management

Vertaal Matrix voor management:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
management bestuur; management; politiek bedrijfsleiding; bedrijfsvoering; beheer; bescherming; bestuur; bewaking; controle; directie; hoede; leiding; toezicht; zeggenschap; zorg
policy bestuur; management; politiek beleid; beleidsplan; polis; politiek; regeringsbeleid; staatsbeleid; staatspolitiek
politics bestuur; management; politiek politiek; regeringsbeleid; staatkunde; staatsbeleid
strategy bestuur; management; politiek strategie
tactic bestuur; management; politiek tactiek
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
policy beleidsmatig; politiek

Wiktionary: management

management
noun
  1. de leiding van een organisatie, de verzameling managers
  2. de activiteit van het besturen van een organisatie
management
noun
  1. the executives of an organisation
  2. administration; the process or practice of managing

Computer vertaling door derden:


Engels

Uitgebreide vertaling voor management (Engels) in het Nederlands

management:

management [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the management (board of directors; committee; direction; )
    het bestuur; de leiding; de directie; het beheer
    • bestuur [het ~] zelfstandig naamwoord
    • leiding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • directie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • beheer [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. the management (guardianship; supervision; control; surveillance; administration)
    het beheer; het toezicht; de controle; de bewaking; de zeggenschap; de hoede; de zorg; de bescherming
    • beheer [het ~] zelfstandig naamwoord
    • toezicht [het ~] zelfstandig naamwoord
    • controle [de ~] zelfstandig naamwoord
    • bewaking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • zeggenschap [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • hoede [de ~] zelfstandig naamwoord
    • zorg [de ~] zelfstandig naamwoord
    • bescherming [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  3. the management (politics; policy; strategy; tactic)
    het management; het bestuur; de politiek
  4. the management
    het management
  5. the management
    de bedrijfsleiding
  6. the management
    het beheer
    • beheer [het ~] zelfstandig naamwoord
  7. the management (conduct of business)
    de bedrijfsvoering

Vertaal Matrix voor management:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedrijfsleiding management company management
bedrijfsvoering conduct of business; management type of tenure
beheer administration; board; board of directors; board of managers; cable; committee; control; direction; guardianship; management; supervision; surveillance; wire
bescherming administration; control; guardianship; management; supervision; surveillance cover; data protection; patronage; protection; safety; security; shelter
bestuur board; board of directors; board of managers; cable; committee; direction; management; policy; politics; strategy; supervision; tactic; wire
bewaking administration; control; guardianship; management; supervision; surveillance care; control; monitoring; observation; supervision; surveillance; watch
controle administration; control; guardianship; management; supervision; surveillance access control; care; composure; control; cool; examination; inspection; monitoring; observation; restraint; self-control; supervision; surveillance; watch
directie board; board of directors; board of managers; cable; committee; direction; management; supervision; wire Board of Directors; Board of Governors; direction
hoede administration; control; guardianship; management; supervision; surveillance care; control; monitoring; observation; supervision; surveillance; watch
leiding board; board of directors; board of managers; cable; committee; direction; management; supervision; wire cable; command; front position; lead; leading; price; quotation; rate; stock price; taking the lead; value; wire
management management; policy; politics; strategy; tactic
politiek management; policy; politics; strategy; tactic policy; politics; state-policy
toezicht administration; control; guardianship; management; supervision; surveillance
zeggenschap administration; control; guardianship; management; supervision; surveillance control; guardianship; right of say; tutelage
zorg administration; control; guardianship; management; supervision; surveillance alarm; anxiety; care; concern; maintenance; nursing; provision; service; uneasiness; worry
- direction
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
politiek in accordance with policy; policy; political
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- administration; business management; company management; handling
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hoede alert; attentive; cautious; vigilant; watchful

Verwante woorden van "management":


Synoniemen voor "management":


Verwante definities voor "management":

  1. the act of managing something1
    • he was given overall management of the program1
  2. those in charge of running a business1

Wiktionary: management

management
noun
  1. the executives of an organisation
  2. administration; the process or practice of managing
management
noun
  1. het beheren van, de zorg en verantwoording voor eigendommen van derden
  2. de leiding van een organisatie, de verzameling managers

Cross Translation:
FromToVia
management leiding Führung — das Recht oder die Rolle einer leitenden Person in einem Unternehmen, Leitungsaufgaben auszuführen, insbesondere zu personellen Maßnahmen, wie Arbeitseinteilung, Personaleinstellung und -entlassung
management leiding Führung — die Handlung, der Prozess/Prozeß oder die Tätigkeit, ein bewegliches Objekt oder eine Person/Personengruppe zu steuern, in eine Richtung oder ein Verhalten zu weisen oder zu führen
management directie Führung — eine leitende oder führende (Spitzen-)Person oder Personengruppe, welche in einem Unternehmen, einer Institution, einer Partei, einem Verein oder Ähnlichem, Führungsaufgaben ausführen darf
management administratiekantoor; bestuur; administratie; administratiegebouw; beheer; toediening administration — Action d’administrer, direction, conduite des affaires publiques ou particulières.
management raad van bestuur conseil d’administrationorgane d'administration et de contrôle d'une société, d'une coopérative, d'une association, etc.
management administratie; beheer; bestuur; toediening gestion — Action et effet de gérer, d’administrer.
management administratiekantoor; bestuur; administratie; beheer; toediening gérancefonction de gérant.

manage:

to manage werkwoord (manages, managed, managing)

  1. to manage (administer; run)
    beheren; besturen; administreren
    • beheren werkwoord (beheer, beheert, beheerde, beheerden, beheerd)
    • besturen werkwoord (bestuur, bestuurt, bestuurde, bestuurden, bestuurd)
    • administreren werkwoord (administreer, administreert, administreerde, administreerden, geadministreerd)
  2. to manage (cope with)
    managen; iets aankunnen
  3. to manage (cope; fix; bring off; pull off)
    voor elkaar krijgen; klaarspelen; fiksen; flikken
    • klaarspelen werkwoord (speel klaar, speelt klaar, speelde klaar, speelden klaar, klaargespeeld)
    • fiksen werkwoord (fiks, fikst, fikste, fiksten, gefikst)
    • flikken werkwoord (flik, flikt, flikte, flikten, geflikt)
  4. to manage (pull it off; get done; fix; )
    voor elkaar krijgen; fiksen; klaarspelen
    • fiksen werkwoord (fiks, fikst, fikste, fiksten, gefikst)
    • klaarspelen werkwoord (speel klaar, speelt klaar, speelde klaar, speelden klaar, klaargespeeld)
  5. to manage (make ends meet; get by; scrape along; manage on; make do)
    zich kunnen bedruipen; uitkomen; rondkomen
  6. to manage (bring it off; carry it out)
    bolwerken
    • bolwerken werkwoord (bolwerk, bolwerkt, bolwerkte, bolwerkten, gebolwerkt)
  7. to manage
    – To adjust the action or aspects of a group of items, typically done more than once. 2
    beheren
    • beheren werkwoord (beheer, beheert, beheerde, beheerden, beheerd)

Conjugations for manage:

present
  1. manage
  2. manage
  3. manages
  4. manage
  5. manage
  6. manage
simple past
  1. managed
  2. managed
  3. managed
  4. managed
  5. managed
  6. managed
present perfect
  1. have managed
  2. have managed
  3. has managed
  4. have managed
  5. have managed
  6. have managed
past continuous
  1. was managing
  2. were managing
  3. was managing
  4. were managing
  5. were managing
  6. were managing
future
  1. shall manage
  2. will manage
  3. will manage
  4. shall manage
  5. will manage
  6. will manage
continuous present
  1. am managing
  2. are managing
  3. is managing
  4. are managing
  5. are managing
  6. are managing
subjunctive
  1. be managed
  2. be managed
  3. be managed
  4. be managed
  5. be managed
  6. be managed
diverse
  1. manage!
  2. let's manage!
  3. managed
  4. managing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor manage:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
besturen directing; governing; leading; ruling
flikken chocolat drops
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
administreren administer; manage; run
beheren administer; manage; run
besturen administer; manage; run command; direct; lead; preside
bolwerken bring it off; carry it out; manage
fiksen bring off; cope; finish; fix; fix it up; get done; manage; pull it off; pull off; pull the trick fix; mend; repair; restore
flikken bring off; cope; fix; manage; pull off do s.o. a bad turn; put it over on s.o.
iets aankunnen cope with; manage
klaarspelen bring off; cope; finish; fix; fix it up; get done; manage; pull it off; pull off; pull the trick accomplish; succeed
managen cope with; manage command; direct; lead; preside
rondkomen get by; make do; make ends meet; manage; manage on; scrape along
uitkomen get by; make do; make ends meet; manage; manage on; scrape along arise from; be all right; be fit; be fulfilled; be right; be suitable; become known; befit; come out; come true; emerge; evolve out of; originate from; stem from; suit; suit one's convenience
voor elkaar krijgen bring off; cope; finish; fix; fix it up; get done; manage; pull it off; pull off; pull the trick accomplish; bring about; bring forth; create; generate; produce; succeed
zich kunnen bedruipen get by; make do; make ends meet; manage; manage on; scrape along
- bring off; care; carry off; contend; cope; deal; do; finagle; get by; grapple; handle; make do; make out; negociate; oversee; pull off; superintend; supervise; wangle; wield
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
uitkomen issue
- carry on; do; handle

Verwante woorden van "manage":


Synoniemen voor "manage":


Antoniemen van "manage":


Verwante definities voor "manage":

  1. handle effectively1
    • The young violinist didn't manage her bow very well1
  2. be in charge of, act on, or dispose of1
    • She managed her parents' affairs after they got too old1
  3. watch and direct1
  4. be successful; achieve a goal1
    • I managed to carry the box upstairs1
  5. carry on or function1
  6. achieve something by means of trickery or devious methods1
  7. come to terms with1
  8. To adjust the action or aspects of a group of items, typically done more than once.2

Wiktionary: manage

manage
verb
  1. to succeed at an attempt
  2. to direct or be in charge
manage
verb
  1. het beheer hebben over iets
  2. iets leiden, besturen
  3. in staat zijn zelfstandig dagelijkse dingen te doen
  4. iets moeilijks in orde of ten einde brengen

Cross Translation:
FromToVia
manage uitkomen auskommen — mit Dingen umgehen können
manage leiden; runnen leiten — die Führung ausüben
manage slagen schaffen — etwas zu Ende bringen, bestehen, eine Aufgabe bewältigen
manage administreren; beheren; besturen; toedienen administrergouverner, régir les affaires public ou particulier.
manage administreren; beheren; besturen; toedienen gérer — Administrer, diriger, manager
manage halen; inslaan; raken; teisteren; treffen; doorkomen; klaarspelen; slagen; slagen voor; bereiken; behalen; inhalen; reiken tot parvenir — Arriver à un point donné à la suite d’un déplacement. (Sens général)
manage administreren; beheren; besturen; toedienen régirgouverner, diriger, conduire.
manage doorkomen; klaarspelen; slagen; slagen voor; erin slagen réussir — Avoir une bonne ou une mauvaise issue.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van management