Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. zeil:
  2. zeilen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zeil (Nederlands) in het Engels

zeil:

zeil [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de zeil (dekzeil)
    the tarpaulin; the canvas; the sailcloth

Vertaal Matrix voor zeil:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
canvas dekzeil; zeil doek; linnen; schilderij; schilderijdoek; schildering; schilderstuk; tableau; tentdek; tentdoek; tentkleed; tentlinnen; tentstof; tentzeil; zeildoek
sailcloth dekzeil; zeil zeildoek
tarpaulin dekzeil; zeil zeildoek

Verwante woorden van "zeil":


Verwante definities voor "zeil":

  1. sterk doek aan de mast van een schip1
    • het zeil werd opgehesen om meer wind te vangen1
  2. stuk stof van waterdicht materiaal1
    • door het grondzeil van de tent wordt het binnen niet vochtig1

Wiktionary: zeil

zeil
noun
  1. sail, or any piece of canvas
  2. a piece of fabric attached to a boat

Cross Translation:
FromToVia
zeil sail; canvas; cloth Segel — ein Stück Stoff zur Nutzung des Windes für die Fortbewegung von Schiffen und Fahrzeugen
zeil sail voile — Pièce de tissu assurant la propulsion des navires (1) :

zeil vorm van zeilen:

zeilen werkwoord (zeil, zeilt, zeilde, zeilden, gezeild)

  1. zeilen (varen)
    to go sailing; to sail
    • go sailing werkwoord (goes sailing, went sailing, going sailing)
    • sail werkwoord (sails, sailed, sailing)

Conjugations for zeilen:

o.t.t.
  1. zeil
  2. zeilt
  3. zeilt
  4. zeilen
  5. zeilen
  6. zeilen
o.v.t.
  1. zeilde
  2. zeilde
  3. zeilde
  4. zeilden
  5. zeilden
  6. zeilden
v.t.t.
  1. heb gezeild
  2. hebt gezeild
  3. heeft gezeild
  4. hebben gezeild
  5. hebben gezeild
  6. hebben gezeild
v.v.t.
  1. had gezeild
  2. had gezeild
  3. had gezeild
  4. hadden gezeild
  5. hadden gezeild
  6. hadden gezeild
o.t.t.t.
  1. zal zeilen
  2. zult zeilen
  3. zal zeilen
  4. zullen zeilen
  5. zullen zeilen
  6. zullen zeilen
o.v.t.t.
  1. zou zeilen
  2. zou zeilen
  3. zou zeilen
  4. zouden zeilen
  5. zouden zeilen
  6. zouden zeilen
diversen
  1. zeil!
  2. zeilt!
  3. gezeild
  4. zeilend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

zeilen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de zeilen (zeildoeken)
    the tarpaulins; the sailcloths; the canvasses

Vertaal Matrix voor zeilen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
canvasses zeildoeken; zeilen
sailcloths zeildoeken; zeilen
tarpaulins zeildoeken; zeilen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
go sailing varen; zeilen gaan varen
sail varen; zeilen aanhouden op; aansturen op; afreizen; afstevenen op; afstomen op; afvaren; afvaren op; bevaren; bezeilen; heengaan; navigeren; uitvaren; van wal gaan; varen; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken

Verwante woorden van "zeilen":


Wiktionary: zeilen

zeilen
verb
  1. to ride in a boat, especially sailboat
  2. to move briskly and gracefully through the air
noun
  1. motion across water

Cross Translation:
FromToVia
zeilen sail segeln — (intransitiv), meist von einem Schiff oder dessen Besatzung den Wind als Antrieb für die Fortbewegung nutzen
zeilen sailing voile — Pratique de la navigation en bateau à voile (3) :

Verwante vertalingen van zeil