Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bad (Nederlands) in het Engels

bad:

bad [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het bad (zwembad)
    the swimming pool; the pool
    – pool that provides a facility for swimming 1
  2. het bad
    the tub; the bath; the bathtub; the bathing tub
    – a relatively large open container that you fill with water and use to wash the body 1
    • tub [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bath [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bathtub [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bathing tub [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bad:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bath bad
bathing tub bad
bathtub bad
pool bad; zwembad inzet; plas; poel; pool; pot; poule; speelgeld; vijver
swimming pool bad; zwembad
tub bad badkuip; bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; tobbe; ton; vat; waskuip

Verwante woorden van "bad":


Verwante definities voor "bad":

  1. kuip om je in te wassen2
    • heb je het bad wel schoongemaakt?2
  2. water waarin je je zit te wassen2
    • ik neem een warm bad2

Wiktionary: bad

bad
noun
  1. act of bathing
  2. tub

Cross Translation:
FromToVia
bad bathtub; bath; tub baignoire — Pour prendre des bains
bad bath bainaction de baigner ou de se baigner.

bad vorm van bidden:

bidden werkwoord (bid, bidt, bad, baden, gebeden)

  1. bidden (in gebed zijn)
    to pray; to say grace
    • pray werkwoord (prays, prayed, praying)
    • say grace werkwoord (says grace, said grace, saying grace)
  2. bidden (smeken; verzoeken; vragen)
    to beg; to plead; to request; to appeal; to implore; to beseech; to pray; to query; to ask
    • beg werkwoord (begs, begged, begging)
    • plead werkwoord (pleads, pleaded, pleading)
    • request werkwoord (requests, requested, requesting)
    • appeal werkwoord (appeals, appealed, appealing)
    • implore werkwoord (implores, implored, imploring)
    • beseech werkwoord (beseeches, beseeched, beseeching)
    • pray werkwoord (prays, prayed, praying)
    • query werkwoord (queries, queried, querying)
    • ask werkwoord (asks, asked, asking)
  3. bidden
    to hover
    – hang in the air; fly or be suspended above 1
    • hover werkwoord (hovers, hovered, hovering)

Conjugations for bidden:

o.t.t.
  1. bid
  2. bidt
  3. bidt
  4. bidden
  5. bidden
  6. bidden
o.v.t.
  1. bad
  2. bad
  3. bad
  4. baden
  5. baden
  6. baden
v.t.t.
  1. heb gebeden
  2. hebt gebeden
  3. heeft gebeden
  4. hebben gebeden
  5. hebben gebeden
  6. hebben gebeden
v.v.t.
  1. had gebeden
  2. had gebeden
  3. had gebeden
  4. hadden gebeden
  5. hadden gebeden
  6. hadden gebeden
o.t.t.t.
  1. zal bidden
  2. zult bidden
  3. zal bidden
  4. zullen bidden
  5. zullen bidden
  6. zullen bidden
o.v.t.t.
  1. zou bidden
  2. zou bidden
  3. zou bidden
  4. zouden bidden
  5. zouden bidden
  6. zouden bidden
diversen
  1. bid!
  2. bidt!
  3. gebeden
  4. biddende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

bidden [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. bidden (gebed)
    the prayer; the devotions; the grace
    • prayer [the ~] zelfstandig naamwoord
    • devotions [the ~] zelfstandig naamwoord
    • grace [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bidden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
appeal aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; aanvraag; appèl; attractiviteit; bede; bekoorlijkheid; bekoring; betovering; bezwaarschrift; fascinatie; petitie; rechtsmiddel; rekest; rekwest; smeekbede; smeekgebed; verzoek; verzoekschrift
devotions bidden; gebed
grace bidden; gebed dienst; genade; goedgunstigheid; gratie; gunst; pardon; vergeving; vergiffenis; verschoning; welwillendheid
prayer bidden; gebed bede; smeekbede; smeekgebed; verzoek
query eis; query; vordering; vraag
request aanvraag; bede; bod; eis; interpellatie; motie; opvragen; opvraging; propositie; smeekbede; smeekgebed; verzoek; voorstel; voorstel doen; vordering; vraag
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
appeal bidden; smeken; verzoeken; vragen aantekenen; aanvragen; aanzoeken; appelleren; appèl aantekenen; beroepen; uitnodigen; verzet aantekenen; verzoeken; vragen
ask bidden; smeken; verzoeken; vragen aanvragen; aanzoeken; navragen; uitnodigen; verzoeken; vraag stellen; vragen
beg bidden; smeken; verzoeken; vragen aanvragen; aanzoeken; bedelen; schooien; soebatten; uitnodigen; verzoeken; vragen
beseech bidden; smeken; verzoeken; vragen
grace opluisteren
hover bidden aanwijzen; hangen; zweven
implore bidden; smeken; verzoeken; vragen
plead bidden; smeken; verzoeken; vragen bepleiten; pleiten; soebatten
pray bidden; in gebed zijn; smeken; verzoeken; vragen
query bidden; smeken; verzoeken; vragen aanvragen; aanzoeken; rekwestreren; uitnodigen; verzoeken; vraag stellen; vragen
request bidden; smeken; verzoeken; vragen aanvragen; aanzoeken; rekwestreren; uitnodigen; verzoeken; vragen
say grace bidden; in gebed zijn

Verwante definities voor "bidden":

  1. iets dingend vragen2
    • ze bidden om vrede2
  2. praten met God2
    • voor het eten wordt altijd gebeden2

Wiktionary: bidden

bidden
verb
  1. in gebed zijn, een godheid iets vragen
  2. dringend iets vragen, smeken
    • biddenbeg
bidden
verb
  1. to utter a greeting or salutation
  2. to beg
  3. to petition a higher being
  4. to talk to God
noun
  1. the act of praying

Cross Translation:
FromToVia
bidden implore implorerdemander humblement et avec instance, secours, faveur, ou grâce.
bidden pray; ask; ask for; beg; bid; request; apply; seek; apply for prieradorer la divinité en lui demander une grâce, en la remercier d’une grâce.
bidden solicit; beg; implore; plead; appeal; beseech; attract; draw; allure solliciterinciter ou exciter à faire quelque chose.

Verwante vertalingen van bad



Engels

Uitgebreide vertaling voor bad (Engels) in het Nederlands

bad:

bad bijvoeglijk naamwoord

  1. bad (mean)
    slecht; gemeen; vals; min
    • slecht bijvoeglijk naamwoord
    • gemeen bijvoeglijk naamwoord
    • vals bijvoeglijk naamwoord
    • min bijvoeglijk naamwoord
  2. bad (inaccurate; incorrect; faulty; )
    verkeerd; foutief; ten onrechte; fout; onjuist; ernaast; onwaar; mis
  3. bad (weak; slackly; abstemious; )
    slapjes; slap
  4. bad (behind one's back; vicious; vile; )
    stiekem; in het geniep; snood; gluiperig; achterbaks; geniepig

Vertaal Matrix voor bad:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fout blunder; bug; defect; error; failure; fault; flaw; incorrectness; machine defect; miscalculation; miss; mistake; oversight; slip
min nurse; wet-nurse
mis Mass; mass; service; worship
- badness
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achterbaks bad; behind one's back; falsely; foul; indecent; jarring; low; mean; nasty; offensive; ribald; scurvy; secretly; vicious; vile behind someone's back; covert; cunning; false; low; malicious; mean; nasty; on the sly; secretive; secretly; sharp; shrewd; slippery; sly; sneakily; sneaky; underhand; vicious; vile
fout amiss; bad; false; faulty; inaccurate; incorrect; off; off target; wrong; wrongly
foutief amiss; bad; false; faulty; inaccurate; incorrect; off; off target; wrong; wrongly
gemeen bad; mean badly; biting; blackguardly; common; commonly; cunning; customary; cutting; evil-minded; false; habitual; low; malicious; mean; nasty; ordinarily; ordinary; pedestrian; quite common; roguish; scoundrelly; sharp; shrewd; slippery; sly; underhand; usual; vicious; vile; villainous; with evil intention
geniepig bad; behind one's back; falsely; foul; indecent; jarring; low; mean; nasty; offensive; ribald; scurvy; secretly; vicious; vile behind someone's back; covert; cunning; false; low; malicious; mean; nasty; on the sly; secretive; secretly; sharp; shrewd; slippery; sly; sneakily; sneaky; underhand; underhanded; vicious; vile
gluiperig bad; behind one's back; falsely; foul; indecent; jarring; low; mean; nasty; offensive; ribald; scurvy; secretly; vicious; vile behind someone's back; blackguardly; covert; cunning; false; low; malicious; mean; nasty; on the sly; roguish; scoundrelly; secretive; secretly; sharp; shrewd; slippery; sly; sneakily; sneaky; underhand; vicious; vile; villainous
min bad; mean feeble; mediocre; minus; not bad; not very good; poor
mis amiss; bad; false; faulty; inaccurate; incorrect; off; off target; wrong; wrongly
onjuist amiss; bad; false; faulty; inaccurate; incorrect; off; off target; wrong; wrongly
onwaar amiss; bad; false; faulty; inaccurate; incorrect; off; off target; wrong; wrongly bogus; faked; false; feigned; fictitious; mean; not genuine; sham; stingy
slap abstemious; bad; faint; feeble; frail; poor; slackly; weak bland; characterless; diluted; drained; faint; feeble; fragile; frail; insipid; languid; lifeless; limp; liquid; listless; no energy; pale; sick; spineless; wan; washed out; washed-out; watery; weak; without character
slecht bad; mean badly; corrupt; degenerate; depraved; evil-minded; false; inferior; low; malicious; perverted; poor; putrefied; rotten; vicious; wickedly; with evil intention
snood bad; behind one's back; falsely; foul; indecent; jarring; low; mean; nasty; offensive; ribald; scurvy; secretly; vicious; vile behind someone's back; covert; cunning; false; low; malicious; mean; nasty; on the sly; secretive; secretly; sharp; shrewd; slippery; sly; sneakily; sneaky; underhand; vicious; vile; wicked
stiekem bad; behind one's back; falsely; foul; indecent; jarring; low; mean; nasty; offensive; ribald; scurvy; secretly; vicious; vile behind someone's back; clandestine; concealed; covert; covertly; cunning; false; furtive; in secret; low; malicious; mean; nasty; on the sly; secretive; secretly; sharp; shrewd; slippery; sly; sneakily; sneaking; sneaky; stealthy; underhand; vicious; vile
vals bad; mean badly; blackguardly; bogus; evil-minded; faked; false; falsely; feigned; fictitious; low; malicious; mean; not genuine; perfidious; phoney; roguish; scoundrelly; sham; stingy; traitorous; treacherous; underhand; vicious; villainous; with evil intention
verkeerd amiss; bad; false; faulty; inaccurate; incorrect; off; off target; wrong; wrongly all wrong; contrarily; erroneously; ill; improper; inappropriate; indelicat; mistakenly; out of place; rude; tactless; through an oversight; uncalled for; unseemly; unsuitable
- big; defective; forged; high-risk; regretful; risky; sorry; speculative; spoiled; spoilt; tough; uncollectible; unfit; unsound
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ernaast amiss; bad; false; faulty; inaccurate; incorrect; off; off target; wrong; wrongly adjacent to it; beside it; next to it
slapjes abstemious; bad; faint; feeble; frail; poor; slackly; weak faint; feeble; frail; pale; sick; wan; weak
- badly
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
slecht evil
- amiss; vicious
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
in het geniep bad; behind one's back; falsely; foul; indecent; jarring; low; mean; nasty; offensive; ribald; scurvy; secretly; vicious; vile behind someone's back; clandestine; concealed; covert; covertly; furtive; in secret; malicious; mean; nasty; on the sly; secretive; secretly; sneakily; sneaking; sneaky; stealthily; stealthy; underhand
ten onrechte amiss; bad; false; faulty; inaccurate; incorrect; off; off target; wrong; wrongly erroneously; falsely; mistakenly; through an oversight

Verwante woorden van "bad":


Synoniemen voor "bad":


Antoniemen van "bad":


Verwante definities voor "bad":

  1. feeling physical discomfort or pain (`tough' is occasionally used colloquially for `bad')1
    • my throat feels bad1
    • she felt bad all over1
  2. (of foodstuffs) not in an edible or usable condition1
    • bad meat1
  3. not working properly1
    • a bad telephone connection1
  4. reproduced fraudulently1
    • like a bad penny...1
  5. having undesirable or negative qualities1
    • a bad report card1
    • his sloppy appearance made a bad impression1
    • a bad little boy1
    • clothes in bad shape1
    • a bad cut1
    • bad luck1
    • the news was very bad1
    • the reviews were bad1
    • the pay is bad1
    • it was a bad light for reading1
    • the movie was a bad choice1
  6. characterized by wickedness or immorality1
    • led a very bad life1
  7. feeling or expressing regret or sorrow or a sense of loss over something done or undone1
    • he felt bad about breaking the vase1
  8. capable of harming1
    • bad air1
    • smoking is bad for you1
  9. physically unsound or diseased1
    • has a bad back1
    • a bad heart1
    • bad teeth1
  10. very intense1
    • a bad headache1
    • had a big (or bad) shock1
    • a bad earthquake1
    • a bad storm1
  11. not financially safe or secure1
    • a bad investment1
  12. nonstandard1
    • so-called bad grammar1
  13. below average in quality or performance1
    • a bad chess player1
    • a bad recital1
  14. not capable of being collected1
    • a bad (or uncollectible) debt1
  15. very much; strongly1
    • he wants a bicycle so bad he can taste it1
  16. with great intensity (`bad' is a nonstandard variant for `badly')1
    • it hurts bad1
    • we need water bad1
  17. that which is below standard or expectations as of ethics or decency1
    • take the bad with the good1

Wiktionary: bad

bad
adjective
  1. evil, wicked
  2. tricky; stressful; unpleasant
  3. not suitable or fitting
  4. seemingly non-appropriate, in manners
  5. not good
bad
adjective
  1. bijzonder slecht, waardeloos
  2. kwaad, tegen de moraal
  3. niet goed
adverb
  1. niet goed

Cross Translation:
FromToVia
bad zlecht; zwak schlecht — qualitativ nicht gut, nicht den Anforderungen oder Erwartungen entsprechend; unter Durchschnitt
bad slecht; verkeerd; beroerd; kwaad; kwalijk mauvaisdéfavorable ; qui cause une impression défavorable.

Verwante vertalingen van bad