Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. geimproviseerd:
  2. geïmproviseerd:
  3. improviseren:
  4. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor geïmproviseerd (Nederlands) in het Engels

geimproviseerd:

geimproviseerd bijvoeglijk naamwoord

  1. geimproviseerd (onvoorbereid)
    improvised; unprepared

Vertaal Matrix voor geimproviseerd:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
improvised geimproviseerd; onvoorbereid
unprepared geimproviseerd; onvoorbereid ongereed

geïmproviseerd:

geïmproviseerd bijvoeglijk naamwoord

  1. geïmproviseerd
    makeshift; provisional

Vertaal Matrix voor geïmproviseerd:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
makeshift hulpmiddel; lapmiddel; redmiddel; ressource
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
makeshift geïmproviseerd
provisional geïmproviseerd aards; kortstondig; onder voorbehoud; provisorisch; temporeel; tijdelijk; tijdelijke; tussentijds; voor enige tijd; voorbijgaand; voorlopig; zolang

Verwante woorden van "geïmproviseerd":

  • geïmproviseerde

Wiktionary: geïmproviseerd

geïmproviseerd
adjective
  1. carried out with no preparation; impromptu

geïmproviseerd vorm van improviseren:

improviseren werkwoord (improviseer, improviseert, improviseerde, improviseerden, geïmproviseerd)

  1. improviseren
    to improvise; to improvize
    • improvise werkwoord, Brits (improvises, improvised, improvising)
    • improvize werkwoord, Amerikaans

Conjugations for improviseren:

o.t.t.
  1. improviseer
  2. improviseert
  3. improviseert
  4. improviseren
  5. improviseren
  6. improviseren
o.v.t.
  1. improviseerde
  2. improviseerde
  3. improviseerde
  4. improviseerden
  5. improviseerden
  6. improviseerden
v.t.t.
  1. heb geïmproviseerd
  2. hebt geïmproviseerd
  3. heeft geïmproviseerd
  4. hebben geïmproviseerd
  5. hebben geïmproviseerd
  6. hebben geïmproviseerd
v.v.t.
  1. had geïmproviseerd
  2. had geïmproviseerd
  3. had geïmproviseerd
  4. hadden geïmproviseerd
  5. hadden geïmproviseerd
  6. hadden geïmproviseerd
o.t.t.t.
  1. zal improviseren
  2. zult improviseren
  3. zal improviseren
  4. zullen improviseren
  5. zullen improviseren
  6. zullen improviseren
o.v.t.t.
  1. zou improviseren
  2. zou improviseren
  3. zou improviseren
  4. zouden improviseren
  5. zouden improviseren
  6. zouden improviseren
en verder
  1. is geïmproviseerd
  2. zijn geïmproviseerd
diversen
  1. improviseer!
  2. improviseert!
  3. geïmproviseerd
  4. improviserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor improviseren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
improvise improviseren
improvize improviseren

Wiktionary: improviseren

improviseren
verb
  1. iets bedenken zonder vooropgesteld plan
improviseren
verb
  1. to make something up as one goes on

Cross Translation:
FromToVia
improviseren improvise; ad-lib; extemporize improvisercomposer, sans préparation et sur-le-champ, des vers, un air de musique, un discours, etc.

Computer vertaling door derden: