Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. verleden tijd:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verleden tijd (Nederlands) in het Engels

verleden tijd:

verleden tijd [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de verleden tijd (onvoltooid verleden tijd; o.v.t.)
    the past tense; the past
    – a verb tense that expresses actions or states in the past 1
    • past tense [the ~] zelfstandig naamwoord
    • past [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor verleden tijd:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
past o.v.t.; onvoltooid verleden tijd; verleden tijd verleden
past tense o.v.t.; onvoltooid verleden tijd; verleden tijd
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
past ex; geweest; gewezen; toenmalig; voorheen; voormalig; voormalige; vorige; vroeger; vroegere

Wiktionary: verleden tijd

verleden tijd
noun
  1. taalkunde|nld geeft aan dat een handeling zich in het verleden afspeelde
verleden tijd
noun
  1. (grammar) past tense
  2. form of language
  3. preterite tense; simple past

Cross Translation:
FromToVia
verleden tijd past passé — Le temps écoulé

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van verleden tijd