Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. bezet:
  2. Bezet:
  3. bezetten:
  4. Wiktionary:
  5. Gebruikers suggesties voor bezet:
    • preoccupied


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bezet (Nederlands) in het Engels

bezet:

bezet bijvoeglijk naamwoord

  1. bezet (drukbezet; druk)
    busy; occupied; engaged; busily engaged; tied up
  2. bezet
    busy
    – Pertaining to time when a person is already scheduled for another task and is not available. 1
    • busy bijvoeglijk naamwoord
  3. bezet
    busy
    – Pertaining to the state of a phone line when it is in use. 1
    • busy bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor bezet:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
busy bezet; druk; drukbezet actief; bedrijvig; bezig; druk
engaged bezet; druk; drukbezet onledig houden met; verloofd
occupied bezet; druk; drukbezet onledig
tied up bezet; druk; drukbezet geboeid; opgebonden; vastgebonden
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
busily engaged bezet; druk; drukbezet

Verwante definities voor "bezet":

  1. een ander land of een andere groep is er de baas2
    • dit gebied is bezet door de moslims2
  2. in gebruik door iemand anders2
    • de toilet is bezet2

Wiktionary: bezet

bezet
adjective
  1. gedomineerd door de aanwezigheid van...
  2. veel bezigheden hebbend, niet beschikbaar
bezet
adjective
  1. militarily subjugated
  2. busy
  3. reserved
  4. already involved in a telephone call

Bezet:

Bezet bijvoeglijk naamwoord

  1. Bezet
    the Busy
    – An item on the user's My Status menu. This is a status the user can select to indicate that they are currently busy. 1
    • Busy [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Bezet:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Busy Bezet

bezet vorm van bezetten:

bezetten werkwoord (bezet, bezette, bezetten, bezet)

  1. bezetten (ontoegankelijk maken)
  2. bezetten
    to take; to occupy; to use up
    – require (time or space) 3
    • take werkwoord (takes, took, taking)
      • It took three hours to get to work this morning3
    • occupy werkwoord (occupies, occupied, occupying)
      • This event occupied a very short time3
    • use up werkwoord (uses up, used up, using up)

Conjugations for bezetten:

o.t.t.
  1. bezet
  2. bezet
  3. bezet
  4. bezetten
  5. bezetten
  6. bezetten
o.v.t.
  1. bezette
  2. bezette
  3. bezette
  4. bezetten
  5. bezetten
  6. bezetten
v.t.t.
  1. heb bezet
  2. hebt bezet
  3. heeft bezet
  4. hebben bezet
  5. hebben bezet
  6. hebben bezet
v.v.t.
  1. had bezet
  2. had bezet
  3. had bezet
  4. hadden bezet
  5. hadden bezet
  6. hadden bezet
o.t.t.t.
  1. zal bezetten
  2. zult bezetten
  3. zal bezetten
  4. zullen bezetten
  5. zullen bezetten
  6. zullen bezetten
o.v.t.t.
  1. zou bezetten
  2. zou bezetten
  3. zou bezetten
  4. zouden bezetten
  5. zouden bezetten
  6. zouden bezetten
diversen
  1. bezet!
  2. bezet!
  3. bezet
  4. bezettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bezetten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
take baat; gewin; profijt; winst
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
make inaccessible bezetten; ontoegankelijk maken
occupy bezetten bewonen; veroveren
take bezetten aangrijpen; aannemen; aanpakken; aanvaarden; aanwenden; accepteren; achteroverdrukken; afhalen; afnemen; benemen; benutten; bezigen; cadeau aannemen; gappen; gebruik maken van; gebruiken; grijpen; hanteren; ingrijpen; innemen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; medicijn innemen; meenemen; naartoe brengen; nemen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; ophalen; pakken; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toegrijpen; toepassen; toetasten; toeëigenen; utiliseren; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; verstouwen; verstuwen; vervreemden; weghalen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken; zich bedienen
use up bezetten doorjagen; opgebruiken; opkrijgen; opmaken; verbruiken; verwerken
- innemen

Synoniemen voor "bezetten":


Verwante definities voor "bezetten":

  1. de leiding overnemen2
    • in de oorlog werd Nederland door Duitsland bezet2
  2. uit protest in beslag nemen2
    • deze actiegroep heeft de kerk bezet2
  3. een plaats in beslag nemen2
    • de hele rij stoelen was door onze familie bezet2

Wiktionary: bezetten

bezetten
verb
  1. in gebruik nemen
bezetten
verb
  1. have (taken) control of

Cross Translation:
FromToVia
bezetten occupy; take; engage; fill; hold; involve; inhabit; figure out; take care of; keep busy occuper — Traductions à trier suivant le sens

Verwante vertalingen van bezet