Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. kus:
  2. kussen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kus (Nederlands) in het Engels

kus:

kus [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de kus
    the kiss
    • kiss [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kus:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kiss kus biljartballenbosting; klots; smakker; zoen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kiss kussen; zoenen

Verwante woorden van "kus":


Synoniemen voor "kus":


Verwante definities voor "kus":

  1. aanraking met de lippen als groet of teken van liefde1
    • hij gaf haar een kus op haar wang1

Wiktionary: kus

kus
noun
  1. het de lippen ergens tegenaandrukken om affectie uit te drukken
kus
noun
  1. touch with the lips

Cross Translation:
FromToVia
kus kiss Kuss — die Berührung der Lippen auf die Lippen oder beliebige andere Körperteile (einschließlich der Zunge und der Geschlechtsorgane) eines anderen Menschen oder einen, durch diese Geste geliebten oder verehrten Gegenstand
kus kiss baisercontact de la bouche sur le visage, sur les lèvres, sur quelque partie du corps d’une personne, par amitié, par amour, par civilité, par respect.

kus vorm van kussen:

kussen werkwoord (kus, kust, kuste, kusten, gekust)

  1. kussen (zoenen)
    to kiss
    • kiss werkwoord (kisses, kissed, kissing)

Conjugations for kussen:

o.t.t.
  1. kus
  2. kust
  3. kust
  4. kussen
  5. kussen
  6. kussen
o.v.t.
  1. kuste
  2. kuste
  3. kuste
  4. kusten
  5. kusten
  6. kusten
v.t.t.
  1. heb gekust
  2. hebt gekust
  3. heeft gekust
  4. hebben gekust
  5. hebben gekust
  6. hebben gekust
v.v.t.
  1. had gekust
  2. had gekust
  3. had gekust
  4. hadden gekust
  5. hadden gekust
  6. hadden gekust
o.t.t.t.
  1. zal kussen
  2. zult kussen
  3. zal kussen
  4. zullen kussen
  5. zullen kussen
  6. zullen kussen
o.v.t.t.
  1. zou kussen
  2. zou kussen
  3. zou kussen
  4. zouden kussen
  5. zouden kussen
  6. zouden kussen
diversen
  1. kus!
  2. kust!
  3. gekust
  4. kussend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kussen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het kussen (hoofdkussen; peluw)
    the cushion; the pillow
    • cushion [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pillow [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kussen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cushion hoofdkussen; kussen; peluw kussentje
kiss biljartballenbosting; klots; kus; smakker; zoen
pillow hoofdkussen; kussen; peluw kussentje
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kiss kussen; zoenen

Verwante woorden van "kussen":


Verwante definities voor "kussen":

  1. hem met de lippen aanraken1
    • ik gaf hem een kus bij het afscheid1
  2. hoes die met veren of schuimrubber gevuld is1
    • ik slaap altijd met mijn hoofd op twee kussens1

Wiktionary: kussen

kussen
noun
  1. een met zacht materiaal gevulde zak, dienende om het (slaap)comfort van de gebruiker te verbeteren
verb
  1. een kus geven
kussen
verb
  1. to touch each other’s lips
  2. to touch with the lips
noun
  1. absorbent or protective item
  2. soft material in cloth bag
  3. soft cushion used to support the head in bed

Cross Translation:
FromToVia
kussen cushion Kissen — mit weichem Füllmaterial befüllter Beutel zur Unterpolsterung und Stützung von Körperteilen
kussen pillow KopfkissenKissen zur Ablage des Kopfes im Bett
kussen kiss küssen — mit den Lippen eine andere Person oder einen Gegenstand berühren, zum Zeichen der Liebe oder Verehrung; einen Kuss geben
kussen kiss baiser — Donner un baiser
kussen cushion; pillow; squab coussinenveloppe composée de tissu, de cuir, rembourrée servant d’appui, d’ornement ou de siège.
kussen kiss embrasser — donner un baiser
kussen pillow oreiller — Coussin qui sert à soutenir la tête quand on est couché