Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. hang:
  2. hangen:
  3. Wiktionary:
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. hang:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hang (Nederlands) in het Engels

hang:

hang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de hang (geneigdheid; inclinatie; neiging; gezindheid)
    the tendency; the inclination; the trend; the tenor
    • tendency [the ~] zelfstandig naamwoord
    • inclination [the ~] zelfstandig naamwoord
    • trend [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tenor [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor hang:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inclination geneigdheid; gezindheid; hang; inclinatie; neiging confessie; declinatie; flauwe helling; geloof; geloofsovertuiging; gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; genegenheid; gezindheid; gezindte; glooiing; glooiingshoek; inborst; inclinatie; overtuiging; strekking; temperament; tendens; vaststaande mening; vurigheid
tendency geneigdheid; gezindheid; hang; inclinatie; neiging bedoeling; beduidenis; beduiding; betekenis; geest; strekking; tendens; tendentie; teneur
tenor geneigdheid; gezindheid; hang; inclinatie; neiging bedoeling; beduidenis; beduiding; betekenis; strekking; tendens; tendentie; tenor; tenorzanger
trend geneigdheid; gezindheid; hang; inclinatie; neiging geneigdheid; mode; modeverschijnsel; neiging; strekking; tendens; tendentie; trend

Verwante woorden van "hang":


Wiktionary: hang

hang
noun
  1. de neiging tot iets

hang vorm van hangen:

hangen werkwoord (hang, hangt, hing, hingen, gehangen)

  1. hangen (afhangen)
    to depend on; to hang; to drape
    • depend on werkwoord (depends on, depended on, depending on)
    • hang werkwoord (hangs, hung, hanging)
    • drape werkwoord (drapes, draped, draping)
  2. hangen (zweven)
    to float; to hover
    • float werkwoord (floats, floated, floating)
    • hover werkwoord (hovers, hovered, hovering)

Conjugations for hangen:

o.t.t.
  1. hang
  2. hangt
  3. hangt
  4. hangen
  5. hangen
  6. hangen
o.v.t.
  1. hing
  2. hing
  3. hing
  4. hingen
  5. hingen
  6. hingen
v.t.t.
  1. heb gehangen
  2. hebt gehangen
  3. heeft gehangen
  4. hebben gehangen
  5. hebben gehangen
  6. hebben gehangen
v.v.t.
  1. had gehangen
  2. had gehangen
  3. had gehangen
  4. hadden gehangen
  5. hadden gehangen
  6. hadden gehangen
o.t.t.t.
  1. zal hangen
  2. zult hangen
  3. zal hangen
  4. zullen hangen
  5. zullen hangen
  6. zullen hangen
o.v.t.t.
  1. zou hangen
  2. zou hangen
  3. zou hangen
  4. zouden hangen
  5. zouden hangen
  6. zouden hangen
diversen
  1. hang!
  2. hangt!
  3. gehangen
  4. hangend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

hangen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het hangen
    the hanging; the dangling
    • hanging [the ~] zelfstandig naamwoord
    • dangling [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor hangen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dangling hangen
drape draperie; geplooide stof; overgordijn
float dobber; drijvend; praalwagen
hanging hangen neerhangen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
depend on afhangen; hangen
drape afhangen; hangen draperen; met stof behangen
float hangen; zweven dobberen
hang afhangen; hangen ophangen; opknopen
hover hangen; zweven aanwijzen; bidden
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dangling bungelend

Verwante woorden van "hangen":


Synoniemen voor "hangen":


Verwante definities voor "hangen":

  1. niet rechtop staan of zitten1
    • de bloemen lieten hun kopjes hangen1
  2. aan een punt boven de grond vastmaken1
    • hij hing het schilderij boven de bank1

Wiktionary: hangen

hangen
verb
  1. computing: to cause (a program or computer) to stop responding
  2. computing: to stop responding
  3. to execute by suspension from the neck
  4. to be executed using gallows
  5. to cause to be suspended
  6. to be or remain suspended
  7. hang down

Cross Translation:
FromToVia
hangen hang; droop; hang down pendreattacher une chose, une personne ou un animal en haut par une de ses parties, de manière qu’elle ne toucher pas en bas.
hangen lapse; droop; hang; hang down retombertomber encore.

Verwante vertalingen van hang



Engels

Uitgebreide vertaling voor hang (Engels) in het Nederlands

hang:

to hang werkwoord (hangs, hung, hanging)

  1. to hang (depend on; drape)
    afhangen; hangen
    • afhangen werkwoord (hang af, hangt af, hing af, hingen af, afgehangen)
    • hangen werkwoord (hang, hangt, hing, hingen, gehangen)
  2. to hang (hang up)
    ophangen; opknopen
    • ophangen werkwoord (hang op, hangt op, hing op, hingen op, opgehangen)
    • opknopen werkwoord (knoop op, knoopt op, knoopte op, knoopten op, opgeknoopt)

Conjugations for hang:

present
  1. hang
  2. hang
  3. hangs
  4. hang
  5. hang
  6. hang
simple past
  1. hung
  2. hung
  3. hung
  4. hung
  5. hung
  6. hung
present perfect
  1. have hung
  2. have hung
  3. has hung
  4. have hung
  5. have hung
  6. have hung
past continuous
  1. was hanging
  2. were hanging
  3. was hanging
  4. were hanging
  5. were hanging
  6. were hanging
future
  1. shall hang
  2. will hang
  3. will hang
  4. shall hang
  5. will hang
  6. will hang
continuous present
  1. am hanging
  2. are hanging
  3. is hanging
  4. are hanging
  5. are hanging
  6. are hanging
subjunctive
  1. be hung
  2. be hung
  3. be hung
  4. be hung
  5. be hung
  6. be hung
diverse
  1. hang!
  2. let's hang!
  3. hung
  4. hanging
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor hang:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hangen dangling; hanging
ophangen hanging up; suspension
- bent; knack
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afhangen depend on; drape; hang
hangen depend on; drape; hang float; hover
ophangen hang; hang up hang on; suspend from
opknopen hang; hang up
- advert; attend; cling; fall; flow; give ear; hang up; pay heed; string up

Verwante woorden van "hang":


Synoniemen voor "hang":


Verwante definities voor "hang":

  1. a gymnastic exercise performed on the rings or horizontal bar or parallel bars when the gymnast's weight is supported by the arms2
  2. the way a garment hangs2
    • he adjusted the hang of his coat2
  3. a special way of doing something2
    • he couldn't get the hang of it2
  4. suspend (meat) in order to get a gamey taste2
    • hang the venison for a few days2
  5. hold on tightly or tenaciously2
    • hang on to your father's hands2
  6. cause to be hanging or suspended2
  7. place in position as by a hinge so as to allow free movement in one direction2
    • hang a door2
  8. be placed in position as by a hinge2
    • This cabinet door doesn't hang right!2
  9. be suspended or poised2
    • Heavy fog hung over the valley2
  10. be suspended or hanging2
    • The flag hung on the wall2
  11. fall or flow in a certain way2
    • This dress hangs well2
  12. decorate or furnish with something suspended2
  13. let drop or droop2
  14. give heed (to)2
    • She hung on his every word2
  15. kill by hanging2
    • The murderer was hanged on Friday2
  16. prevent from reaching a verdict, of a jury2
  17. be menacing, burdensome, or oppressive2
    • This worry hangs on my mind2
    • The cloud of suspicion hangs over her2
  18. be exhibited2
    • Picasso hangs in this new wing of the museum2

Wiktionary: hang

hang
verb
  1. computing: to cause (a program or computer) to stop responding
  2. computing: to stop responding
  3. to decorate (something) with hanging objects
  4. to exhibit by hanging
  5. to apply (wallpaper or drywall to a wall)
  6. informal: to loiter
  7. to execute by suspension from the neck
  8. to be executed using gallows
  9. to place on a hook
  10. to float as if suspended
  11. to hold or bear in a suspended or inclined manner or position
  12. to cause to be suspended
  13. to be or remain suspended
hang
verb
  1. aan de galg opknopen
noun
  1. richting van de stof, waarbij de figuren op de stof naar beneden gaan

Cross Translation:
FromToVia
hang haken; enteren; aanhaken; vasthaken accrocher — Attacher, suspendre à un crochet, à un clou, à un portemanteau, etc. (Sens général).
hang hangen pendreattacher une chose, une personne ou un animal en haut par une de ses parties, de manière qu’elle ne toucher pas en bas.
hang terugvallen; hangen retombertomber encore.
hang bekleden; overtrekken; behangen tapisserrevêtir, orner de tapisserie les murailles d’une salle, d’une chambre, etc. note Se dit en parlant de la salle, de la pièce ou en parlant des choses qui les couvrent ou les tapissent.

Verwante vertalingen van hang