Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. huisadres:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor huisadres (Nederlands) in het Engels

huisadres:

huisadres [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het huisadres (privé-adres)
    the home address
  2. het huisadres (privéadres)
    the home address
    – The postal address at which a person is normally resident. 1

Vertaal Matrix voor huisadres:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
home address huisadres; privé-adres; privéadres

Verwante woorden van "huisadres":

  • huisadressen

Wiktionary: huisadres

huisadres
noun
  1. the address to which mail is delivered