Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. schemer:
  2. schemeren:
  3. Wiktionary:
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. schemer:
  2. scheme:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor schemer (Nederlands) in het Engels

schemer:

schemer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de schemer (schemerdonker; deemstering; halfdonker; )
    the twilight; the gloam; the dusk; the dim; the semidarkness
    • twilight [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gloam [the ~] zelfstandig naamwoord
    • dusk [the ~] zelfstandig naamwoord
    • dim [the ~] zelfstandig naamwoord
    • semidarkness [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor schemer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dim deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht
dusk deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht schemeravond
gloam deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht
semidarkness deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht
twilight deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht schemeravond; schemertijd
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dim bedoezelen; dimmen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dim bleek; flauw; flets; laf; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; schemerachtig; schemerig; schimmig; vaag; vagelijk; verschoten; wazig; zonder zout; zoutloos

Verwante woorden van "schemer":


Wiktionary: schemer

schemer
noun
  1. de periode van verminderend licht tussen dag en nacht

schemer vorm van schemeren:

schemeren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. schemeren (schemerdonker; deemstering; halfdonker; )
    the twilight; the gloam; the dusk; the dim; the semidarkness
    • twilight [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gloam [the ~] zelfstandig naamwoord
    • dusk [the ~] zelfstandig naamwoord
    • dim [the ~] zelfstandig naamwoord
    • semidarkness [the ~] zelfstandig naamwoord

schemeren werkwoord (schemer, schemert, schemerde, schemerden, geschemerd)

  1. schemeren (avond worden)

Conjugations for schemeren:

o.t.t.
  1. schemer
  2. schemert
  3. schemert
  4. schemeren
  5. schemeren
  6. schemeren
o.v.t.
  1. schemerde
  2. schemerde
  3. schemerde
  4. schemerden
  5. schemerden
  6. schemerden
v.t.t.
  1. heb geschemerd
  2. hebt geschemerd
  3. heeft geschemerd
  4. hebben geschemerd
  5. hebben geschemerd
  6. hebben geschemerd
v.v.t.
  1. had geschemerd
  2. had geschemerd
  3. had geschemerd
  4. hadden geschemerd
  5. hadden geschemerd
  6. hadden geschemerd
o.t.t.t.
  1. zal schemeren
  2. zult schemeren
  3. zal schemeren
  4. zullen schemeren
  5. zullen schemeren
  6. zullen schemeren
o.v.t.t.
  1. zou schemeren
  2. zou schemeren
  3. zou schemeren
  4. zouden schemeren
  5. zouden schemeren
  6. zouden schemeren
en verder
  1. ben geschemerd
  2. bent geschemerd
  3. is geschemerd
  4. zijn geschemerd
  5. zijn geschemerd
  6. zijn geschemerd
diversen
  1. schemer!
  2. schemert!
  3. geschemerd
  4. schemerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor schemeren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dim deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht
dusk deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht schemeravond
gloam deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht
semidarkness deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht
twilight deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht schemeravond; schemertijd
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
become dusk avond worden; schemeren
dim bedoezelen; dimmen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dim bleek; flauw; flets; laf; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; schemerachtig; schemerig; schimmig; vaag; vagelijk; verschoten; wazig; zonder zout; zoutloos

Verwante woorden van "schemeren":


Wiktionary: schemeren

schemeren
verb
  1. donker of licht worden, tussen licht en donker zijn



Engels

Uitgebreide vertaling voor schemer (Engels) in het Nederlands

schemer:

schemer [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the schemer (intriguer; conspirator; plotter)
    de samenzweerder; de kuiper; de intrigant; konkelaar

Vertaal Matrix voor schemer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
intrigant conspirator; intriguer; plotter; schemer agitator; discord sower; firebrand; instigator; trouble maker
konkelaar conspirator; intriguer; plotter; schemer
kuiper conspirator; intriguer; plotter; schemer
samenzweerder conspirator; intriguer; plotter; schemer
- plotter
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- intriguer; plotter

Verwante woorden van "schemer":

  • schemers

Synoniemen voor "schemer":


Verwante definities voor "schemer":

  1. a planner who draws up a personal scheme of action1

Wiktionary: schemer

schemer
noun
  1. he who plots secret, devious plans

scheme:

scheme [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the scheme (plan; objective; intention; idea)
    de planning; de opzet; de plan
    • planning [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • opzet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • plan [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. the scheme (system)
    het systeem; het stelsel
    • systeem [het ~] zelfstandig naamwoord
    • stelsel [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. the scheme (objective; effort; goal; )
    het doel; de inzet; het streven; het doeleinde
    • doel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • inzet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • streven [het ~] zelfstandig naamwoord
    • doeleinde [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. the scheme (objective; goal; intention)
    de toeleg
    • toeleg [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  5. the scheme (color scheme)
    – A predefined set of harmonized colors that you can apply to text and objects. Text and objects with an applied scheme color will change automatically when you switch to a new color scheme or modify the current color scheme. 2
    het schema; het kleurenschema

to scheme werkwoord (schemes, schemed, scheming)

  1. to scheme (connive)
    konkelen; intrigeren; kuipen
    • konkelen werkwoord (konkel, konkelt, konkelde, konkelden, gekonkeld)
    • intrigeren werkwoord (intrigeer, intrigeert, intrigeerde, intrigeerden, geïntrigeerd)
    • kuipen werkwoord (kuip, kuipt, kuipte, kuipten, gekuipt)

Conjugations for scheme:

present
  1. scheme
  2. scheme
  3. schemes
  4. scheme
  5. scheme
  6. scheme
simple past
  1. schemed
  2. schemed
  3. schemed
  4. schemed
  5. schemed
  6. schemed
present perfect
  1. have schemed
  2. have schemed
  3. has schemed
  4. have schemed
  5. have schemed
  6. have schemed
past continuous
  1. was scheming
  2. were scheming
  3. was scheming
  4. were scheming
  5. were scheming
  6. were scheming
future
  1. shall scheme
  2. will scheme
  3. will scheme
  4. shall scheme
  5. will scheme
  6. will scheme
continuous present
  1. am scheming
  2. are scheming
  3. is scheming
  4. are scheming
  5. are scheming
  6. are scheming
subjunctive
  1. be schemed
  2. be schemed
  3. be schemed
  4. be schemed
  5. be schemed
  6. be schemed
diverse
  1. scheme!
  2. let's scheme!
  3. schemed
  4. scheming
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor scheme:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doel dedication; devotion; effort; exertion; goal; intention; objective; scheme; target aim; aiming at; aiming for; destination; drift; final destination; intention; meaning; object; objective; purpose; strive for; target; target value; terminus; ultimate goal; use
doeleinde dedication; devotion; effort; exertion; goal; intention; objective; scheme; target
inzet dedication; devotion; effort; exertion; goal; intention; objective; scheme; target ambition; ante; application; assiduousness; beginning; cash for playing; commencement; dedication; devotion; diligence; inset; opening; outset; passion; pool; stakes; start; usage; use; wee-wee
kleurenschema color scheme; scheme color scheme; colour scheme
kuipen tubs
opzet idea; intention; objective; plan; scheme intention; will; wish
plan idea; intention; objective; plan; scheme intention; level; plan; price; project; quotation; rate; stock price; value; will; wish
planning idea; intention; objective; plan; scheme schedule
schema color scheme; scheme diagram; schema
stelsel scheme; system
streven dedication; devotion; effort; exertion; goal; intention; objective; scheme; target aiming at; aiming for; ambition; diligence; strive for
systeem scheme; system building; construction; system
toeleg goal; intention; objective; scheme
- dodge; dodging; outline; schema; strategy; system
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
intrigeren connive; scheme captivate; enchant; enthral; enthrall; fascinate; intrigue
konkelen connive; scheme
kuipen connive; scheme
streven aim at; aspire; aspire to; devote oneself to; seek; strive after; strive for; work for; work towards
- connive; intrigue
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
plan plan
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- plan

Verwante woorden van "scheme":


Synoniemen voor "scheme":


Verwante definities voor "scheme":

  1. a schematic or preliminary plan1
  2. an elaborate and systematic plan of action1
  3. an internal representation of the world; an organization of concepts and actions that can be revised by new information about the world1
  4. a statement that evades the question by cleverness or trickery1
  5. a group of independent but interrelated elements comprising a unified whole1
  6. form intrigues (for) in an underhand manner1
  7. devise a system or form a scheme for1
  8. A predefined set of harmonized colors that you can apply to text and objects. Text and objects with an applied scheme color will change automatically when you switch to a new color scheme or modify the current color scheme.2

Wiktionary: scheme

scheme
noun
  1. a systematic plan of future action
  2. mathematics
scheme
noun
  1. een zaak die men denkt uit te voeren of te onderzoeken

Cross Translation:
FromToVia
scheme schema; patroon Schema — auf das Wesentliche reduzierte, grafische, übersichtliche Darstellung einer komplexen Sache
scheme schema; patroon Schema — gedankliches Konzept als Orientierungshilfe für ein Vorgehen
scheme ontwerp; opzet; plan; plattegrond; kaart; landkaart plan — À classer
scheme blauwdruk; concept; ontwerp; plan; project; opzet; plattegrond projetdessein, idée de ce qu’on penser réaliser, conception des moyens qu’on croire utiles pour exécuter ce qu’on médite.
scheme schema schématracé figurant d’une façon simplifier la disposition d’un bâtiment, d’un appareil, d’un organe, etc.