Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. afrollen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afrolde (Nederlands) in het Engels

afrollen:

afrollen werkwoord (rol af, rolt af, rolde af, rolden af, afgerold)

  1. afrollen (ontrollen; uitrollen)
    to unroll; to unwind; to unfold; to unfurl
    • unroll werkwoord (unrolls, unrolled, unrolling)
    • unwind werkwoord (unwinds, unwinded, unwinding)
    • unfold werkwoord (unfolds, unfolded, unfolding)
    • unfurl werkwoord (unfurls, unfurled, unfurling)

Conjugations for afrollen:

o.t.t.
  1. rol af
  2. rolt af
  3. rolt af
  4. rollen af
  5. rollen af
  6. rollen af
o.v.t.
  1. rolde af
  2. rolde af
  3. rolde af
  4. rolden af
  5. rolden af
  6. rolden af
v.t.t.
  1. heb afgerold
  2. hebt afgerold
  3. heeft afgerold
  4. hebben afgerold
  5. hebben afgerold
  6. hebben afgerold
v.v.t.
  1. had afgerold
  2. had afgerold
  3. had afgerold
  4. hadden afgerold
  5. hadden afgerold
  6. hadden afgerold
o.t.t.t.
  1. zal afrollen
  2. zult afrollen
  3. zal afrollen
  4. zullen afrollen
  5. zullen afrollen
  6. zullen afrollen
o.v.t.t.
  1. zou afrollen
  2. zou afrollen
  3. zou afrollen
  4. zouden afrollen
  5. zouden afrollen
  6. zouden afrollen
diversen
  1. rol af!
  2. rolt af!
  3. afgerold
  4. afrollende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afrollen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afrollen (ontrollen; afwinden)
    the unwinding; the unrolling

Vertaal Matrix voor afrollen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
unroll uitrollen
unrolling afrollen; afwinden; ontrollen
unwinding afrollen; afwinden; ontrollen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
unfold afrollen; ontrollen; uitrollen ontplooien; ontvouwen; ontwikkelen; openklappen; openspreiden; openvouwen; tot ontwikkeling brengen; uiteenvouwen; uitklappen; uitslaan; uitsmeren; uitspreiden; uitvouwen
unfurl afrollen; ontrollen; uitrollen
unroll afrollen; ontrollen; uitrollen
unwind afrollen; ontrollen; uitrollen afwinden