Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. span:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor spanen (Nederlands) in het Engels

spanen:


Verwante woorden van "spanen":


span:

span [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de span (groep van twee of meer; stel; koppel)
    the match pair; the set; the team
    • match pair [the ~] zelfstandig naamwoord
    • set [the ~] zelfstandig naamwoord
    • team [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor span:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
match pair groep van twee of meer; koppel; span; stel
set groep van twee of meer; koppel; span; stel accumulatie; bende; benoemde set; bepaalde hoeveelheid; concours; groep; hoop; kliek; manche; onderonsje; partij; pot; samenscholing; set; strijd; troep; wedstrijd
team groep van twee of meer; koppel; span; stel elf; elftal; equipe; legers; manschappen; partij; ploeg; team; werkgroep
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
set deponeren; gelijkzetten; initiëren; inklinken; leggen; neerleggen; neerzetten; onder water gaan; ondergaan; op gang brengen; plaatsen; situeren; stationeren; stijf worden; stremmen; synchroniseren; zetten; zich afspelen; zinken
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
set star; strak; strakgespannen; verstard

Verwante woorden van "span":


Wiktionary: span


Cross Translation:
FromToVia
span pair; couple pairedeux choses de même espèce, qui aller nécessairement ou ordinairement ensemble.