Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. tweelingen:
  2. tweeling:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor tweelingen (Nederlands) in het Engels

tweelingen:

tweelingen [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de tweelingen (tweeling)
    the twins
    • twins [the ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor tweelingen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
twins tweeling; tweelingen

tweelingen vorm van tweeling:

tweeling [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de tweeling (tweelingen)
    the twins
    • twins [the ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  2. de tweeling
    the twin
    – either of two offspring born at the same time from the same pregnancy 1
    • twin [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor tweeling:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
twin tweeling
twins tweeling; tweelingen

Verwante woorden van "tweeling":

  • tweelingen

Wiktionary: tweeling

tweeling
noun
  1. twee wezens die met zijn tweeën tegelijk in één buik ontwikkeld zijn
tweeling
noun
  1. either of two people who shared the same uterus, or of two similar or closely related objects

Cross Translation:
FromToVia
tweeling crystal twinning macle — (vieilli) filet à large maille.