Romper: vertaling Nederlands

Overzicht

Nederlands naar Engels: Meer gegevens...

romper:
- Wiktionary:
  romper → onesie

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

romp:
- stoeien; ravotten; dollen; zich uitleven; wild spelen; wild rennen; robbedoezen
- geravot; stoeipartij; stoeierij; gedonderjaag; gestoei; capriool
Wiktionary:
- romp → stoeien, rondhuppelen

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor romper (Nederlands) in het Engels

romper: ^{(*Woord en zin splitter gebruikt)}

Wiktionary: romper

romper

noun

a one-piece baby garment
- onesie → romper; rompertje; kruippak; kruippakje
an adult loungewear jumpsuit
- onesie → romper

Computer vertaling door derden:

Engels

Uitgebreide vertaling voor romper (Engels) in het Nederlands

romper:

Vertaal Matrix voor romper:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	romper suit

Synoniemen voor "romper":

person; individual; someone; somebody; mortal; soul
romper suit; garment

Verwante definities voor "romper":

a one-piece garment for children to wear at play; the lower part is shaped like bloomers¹
a person who romps or frolics¹

romp:

to romp werkwoord (romps, romped, romping)

to romp (horse around; romp around; frolic; run around wildly; play; let oneself go)
stoeien; ravotten; dollen; zich uitleven; wild spelen; wild rennen
- stoeien werkwoord (stoei, stoeit, stoeide, stoeiden, gestoeid)
- ravotten werkwoord (ravot, ravotte, ravotten, geravot)
- dollen werkwoord (dol, dolt, dolde, dolden, gedold)
- zich uitleven werkwoord
- wild spelen werkwoord
- wild rennen werkwoord
to romp
robbedoezen
- robbedoezen werkwoord (robbedoes, robbedoest, robbedoesde, robbedoesden, gerobbedoesd)

Conjugations for romp:

present

romp
romp
romps
romp
romp
romp

simple past

romped
romped
romped
romped
romped
romped

present perfect

have romped
have romped
has romped
have romped
have romped
have romped

past continuous

was romping
were romping
was romping
were romping
were romping
were romping

future

shall romp
will romp
will romp
shall romp
will romp
will romp

continuous present

am romping
are romping
is romping
are romping
are romping
are romping

subjunctive

be romped
be romped
be romped
be romped
be romped
be romped

diverse

romp!
let's romp!
romped
romping

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

romp [the ~] zelfstandig naamwoord

the romp (fight; game of rough-and-tumble; romping)
geravot; de stoeipartij; de stoeierij; het gedonderjaag; het gestoei
- geravot [znw.] zelfstandig naamwoord
- stoeipartij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- stoeierij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gedonderjaag [het ~] zelfstandig naamwoord
- gestoei [het ~] zelfstandig naamwoord
the romp (play; frolic; caper; gambol)

– gay or light-hearted recreational activity for diversion or amusement ¹
de capriool
- capriool [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor romp:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
capriool	caper; frolic; gambol; play; romp	caper; shenanigan; silly trick
gedonderjaag	fight; game of rough-and-tumble; romp; romping
geravot	fight; game of rough-and-tumble; romp; romping
gestoei	fight; game of rough-and-tumble; romp; romping
stoeierij	fight; game of rough-and-tumble; romp; romping
stoeipartij	fight; game of rough-and-tumble; romp; romping
-	blowout; hoyden; laugher; runaway; shoo-in; tomboy; walkaway
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
dollen	frolic; horse around; let oneself go; play; romp; romp around; run around wildly	banter; commit foolery; do something silly; jape; jest; joke; make fun of; play a joke; play a trick; poke fun at
ravotten	frolic; horse around; let oneself go; play; romp; romp around; run around wildly
robbedoezen	romp
stoeien	frolic; horse around; let oneself go; play; romp; romp around; run around wildly
wild rennen	frolic; horse around; let oneself go; play; romp; romp around; run around wildly
wild spelen	frolic; horse around; let oneself go; play; romp; romp around; run around wildly
zich uitleven	frolic; horse around; let oneself go; play; romp; romp around; run around wildly

Verwante woorden van "romp":

romping, romps

Synoniemen voor "romp":

runaway; blowout; laugher; shoo-in; walkaway; victory; triumph
tomboy; hoyden; girl; miss; missy; young lady; young woman; fille
play; frolic; gambol; caper; diversion; recreation
frolic; lark; rollick; skylark; disport; sport; cavort; gambol; frisk; run around; lark about; play
run
win

Verwante definities voor "romp":

gay or light-hearted recreational activity for diversion or amusement¹
an easy victory¹
a girl who behaves in a boyish manner¹
win easily¹
- romp a race¹
run easily and fairly fast¹

Wiktionary: romp

romp

verb

to play roughly or energetically
- romp → stoeien; rondhuppelen