Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. verrassend:
  2. verrassen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verrassend (Nederlands) in het Spaans

verrassend:

verrassend bijvoeglijk naamwoord

  1. verrassend
    sorprendente

Vertaal Matrix voor verrassend:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sorprendente verrassend apart; bijzonder; bizar; buitenissig; curieus; eigenaardig; excentriek; fenomenaal; merkwaardig; miraculeus; ongewoon; opzienbarend; typisch; verbazend; verbazingwekkend; verbijsterend; verwonderend; verwonderingwekkend; verwonderlijk; vreemd; wonderbaar; wonderbaarlijk; wonderlijk; zonderling

Verwante woorden van "verrassend":

  • verrassender, verrassendere, verrassendst, verrassendste

Wiktionary: verrassend


Cross Translation:
FromToVia
verrassend sorprendente surprising — that is or are a surprise
verrassend sorprendente; sorpresivo; inesperado; inesperadamente überraschend — jemanden unerwartet, unvorbereitet treffend oder in Erstaunen setzend

verrassend vorm van verrassen:

verrassen werkwoord (verras, verrast, verraste, verrasten, verrast)

  1. verrassen (iets onverwachts doen)
    sorprender; coger
  2. verrassen (iemand overvallen met iets)
    sorprender; atracar; asaltar; acometer

Conjugations for verrassen:

o.t.t.
  1. verras
  2. verrast
  3. verrast
  4. verrassen
  5. verrassen
  6. verrassen
o.v.t.
  1. verraste
  2. verraste
  3. verraste
  4. verrasten
  5. verrasten
  6. verrasten
v.t.t.
  1. heb verrast
  2. hebt verrast
  3. heeft verrast
  4. hebben verrast
  5. hebben verrast
  6. hebben verrast
v.v.t.
  1. had verrast
  2. had verrast
  3. had verrast
  4. hadden verrast
  5. hadden verrast
  6. hadden verrast
o.t.t.t.
  1. zal verrassen
  2. zult verrassen
  3. zal verrassen
  4. zullen verrassen
  5. zullen verrassen
  6. zullen verrassen
o.v.t.t.
  1. zou verrassen
  2. zou verrassen
  3. zou verrassen
  4. zouden verrassen
  5. zouden verrassen
  6. zouden verrassen
diversen
  1. verras!
  2. verrast!
  3. verrast
  4. verrassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor verrassen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acometer aantasten; aanvallen; attaqueren; bekruipen; besluipen
coger aangrijpen; aanklampen; aanpakken; aanvatten; beetnemen; beetpakken; begrijpen; greep; snappen; vastpakken; vatten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acometer iemand overvallen met iets; verrassen aanvallen; attaqueren; bestormen; doordrijven; dwingen; forceren; inhakken; inhouwen; overrompelen; overvallen
asaltar iemand overvallen met iets; verrassen aanvallen; afstormen op; attaqueren; belegeren; beroven; bestormen; binnenspringen; doordrijven; geweld gebruiken; overrompelen; overvallen; roven; zich aan iemand vergrijpen
atracar iemand overvallen met iets; verrassen doordrijven; geweld gebruiken; overrompelen; overvallen; schofferen
coger iets onverwachts doen; verrassen aanklampen; aanpakken; aanvatten; absorberen; achteroverdrukken; afbedelen; afnemen; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; bemachtigen; benemen; betrappen; binden; binnen halen; boeien; gappen; grijpen; halen; inpikken; jatten; kapen; ketenen; klauwen; kluisteren; leegstelen; nemen; nuttigen; obsederen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; onverlangd krijgen; oogsten; opdoen; oplopen; opnemen; opslorpen; opslurpen; opvangen; pakken; pikken; plukken; plunderen; roven; snaaien; snappen; stelen; te pakken krijgen; tepakkenkrijgen; toeëigenen; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; verschalken; verstrikken; vervreemden; verzamelen; wat neervalt opvangen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
sorprender iemand overvallen met iets; iets onverwachts doen; verrassen afluisteren; afsteken; betrappen; eruit springen; frapperen; in het oog lopen; opvallen; overrompelen; overvallen; snappen; uitspringen; uitsteken

Wiktionary: verrassen


Cross Translation:
FromToVia
verrassen sorprender surprise — cause (someone) to feel surprise
verrassen sorprender surprendreprendre sur le fait, trouver dans une action, dans un état où on ne croire pas voir, en parlant de quelqu’un.