Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kotsen (Nederlands) in het Spaans

kotsen:

kotsen werkwoord (kots, kotst, kotste, kotsten, gekotst)

  1. kotsen (vomeren; overgeven; spugen; uitbraken; braken)
    vomitar; cambiar la peseta; arrojar; devolver
  2. kotsen (overgeven; spugen; spuwen; braken; uitbraken)
    vomitar; devolver

Conjugations for kotsen:

o.t.t.
  1. kots
  2. kotst
  3. kotst
  4. kotsen
  5. kotsen
  6. kotsen
o.v.t.
  1. kotste
  2. kotste
  3. kotste
  4. kotsten
  5. kotsten
  6. kotsten
v.t.t.
  1. heb gekotst
  2. hebt gekotst
  3. heeft gekotst
  4. hebben gekotst
  5. hebben gekotst
  6. hebben gekotst
v.v.t.
  1. had gekotst
  2. had gekotst
  3. had gekotst
  4. hadden gekotst
  5. hadden gekotst
  6. hadden gekotst
o.t.t.t.
  1. zal kotsen
  2. zult kotsen
  3. zal kotsen
  4. zullen kotsen
  5. zullen kotsen
  6. zullen kotsen
o.v.t.t.
  1. zou kotsen
  2. zou kotsen
  3. zou kotsen
  4. zouden kotsen
  5. zouden kotsen
  6. zouden kotsen
diversen
  1. kots!
  2. kotst!
  3. gekotst
  4. kotsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kotsen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. kotsen (braken; overgeven; spugen; spuwen)
    el vómitos

Vertaal Matrix voor kotsen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrojar gesmijt
vómitos braken; kotsen; overgeven; spugen; spuwen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrojar braken; kotsen; overgeven; spugen; uitbraken; vomeren afsmijten; afwerpen; begeleiden; deinen; deponeren; golven; keilen; kwakken; leiden; meevoeren; met de hand groeten; naar beneden gooien; naar beneden werpen; neergooien; neerkwakken; neerleggen; neerwerpen; omlaag werpen; omwisselen; op de grond gooien; smakken; smijten; uitgooien; uitwerpen; voeren; wankelen; weggooien; wegsmijten; wisselen; zwaaien
cambiar la peseta braken; kotsen; overgeven; spugen; uitbraken; vomeren
devolver braken; kotsen; overgeven; spugen; spuwen; uitbraken; vomeren afstaan; belonen; betalen; bezoldigen; capituleren; honoreren; opgeven; overgeven; restitueren; retourneren; salariëren; terecht brengen; terugbezorgen; terugbrengen; teruggeven; teruggooien; terugsturen; terugwerpen; terugzenden; uitleveren; zich overgeven
vomitar braken; kotsen; overgeven; spugen; spuwen; uitbraken; vomeren spugen; spuwen

Verwante woorden van "kotsen":


Wiktionary: kotsen


Cross Translation:
FromToVia
kotsen vomitar; devolver; arrojar; echar la pota vomit — to regurgitate the contents of a stomach
kotsen rehusar; devolver; refutar; rechazar; suspender; echar rejeter — Traductions à trier suivant le sens
kotsen dar; devolver; causar rendreremettre une chose entre les mains de celui à qui elle appartenir, de quelque manière qu’on l’avoir.
kotsen vomitar; escupir; esputar; expectorar vomirrejeter convulsivement par la bouche des matières contenir dans l’estomac.

kots:

kots [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de kots (braaksel)
    el vómito; la vomitona
    • vómito [el ~] zelfstandig naamwoord
    • vomitona [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kots:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vomitona braaksel; kots
vómito braaksel; kots

Verwante woorden van "kots":


Wiktionary: kots


Cross Translation:
FromToVia
kots vómito vomit — regurgitated former contents of a stomach

Computer vertaling door derden: