Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. gekrompen:
  2. krimpen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gekrompen (Nederlands) in het Spaans

gekrompen:

gekrompen bijvoeglijk naamwoord

  1. gekrompen
    encogido

Vertaal Matrix voor gekrompen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
encogido bleuheid; eenkennigheid; schroomvalligheid; schuwheid
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
encogido gekrompen geringer gemaakt; ingekrompen; ingeslonken; verminderd

Wiktionary: gekrompen


Cross Translation:
FromToVia
gekrompen encogido shrunk — past participle of shrink

krimpen:

krimpen werkwoord (krimp, krimpt, kromp, krompen, gekrompen)

  1. krimpen (slinken; inkrimpen)
    encogerse; mermar; reducirse
  2. krimpen (verminderen; slinken; afnemen; )
    disminuir; reducir; decrecer; restringir; menguar; atenuar; mermar; aminorar
  3. krimpen (verminderen; reduceren; afnemen; )
    reducir; atenuar; reducirse

Conjugations for krimpen:

o.t.t.
  1. krimp
  2. krimpt
  3. krimpt
  4. krimpen
  5. krimpen
  6. krimpen
o.v.t.
  1. kromp
  2. kromp
  3. kromp
  4. krompen
  5. krompen
  6. krompen
v.t.t.
  1. ben gekrompen
  2. bent gekrompen
  3. is gekrompen
  4. zijn gekrompen
  5. zijn gekrompen
  6. zijn gekrompen
v.v.t.
  1. was gekrompen
  2. was gekrompen
  3. was gekrompen
  4. waren gekrompen
  5. waren gekrompen
  6. waren gekrompen
o.t.t.t.
  1. zal krimpen
  2. zult krimpen
  3. zal krimpen
  4. zullen krimpen
  5. zullen krimpen
  6. zullen krimpen
o.v.t.t.
  1. zou krimpen
  2. zou krimpen
  3. zou krimpen
  4. zouden krimpen
  5. zouden krimpen
  6. zouden krimpen
en verder
  1. heb gekrompen
  2. hebt gekrompen
  3. heeft gekrompen
  4. hebben gekrompen
  5. hebben gekrompen
  6. hebben gekrompen
diversen
  1. krimp!
  2. krimpt!
  3. gekrompen
  4. krimpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

krimpen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. krimpen (minderen; korten)
    el recorte; la disminuición

Vertaal Matrix voor krimpen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
disminuición korten; krimpen; minderen
disminuir achteruitgaan; afnemen; verminderen in kracht
recorte korten; krimpen; minderen bezuiniging; deflatie; knipsel; korting; kostenverlaging; ontering; prijsdaling; prijsverlaging; reductie; salarisvermindering; snipper; stukje papier; uitsnede; uitsnijding; verlaging
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aminorar afnemen; inkrimpen; krimpen; minder worden; slinken; verkleinen; verminderen afprijzen; kleiner maken; lager maken; minimaliseren; ophouden; reduceren; temporiseren; verkleinen; verlagen; verminderen; vertragen
atenuar afnemen; beperken; inkrimpen; inperken; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; verkleinen; verkorten; verlagen; verminderen dichtslaan; dichtwerpen
decrecer afnemen; inkrimpen; krimpen; minder worden; slinken; verkleinen; verminderen achteruitgaan; afnemen; declineren; inkrimpen; kleiner worden; minder worden; slinken
disminuir afnemen; inkrimpen; krimpen; minder worden; slinken; verkleinen; verminderen achteruitgaan; afnemen; afnemend; dalen; declineren; kelderen; kleiner maken; luwen; minder maken; minder worden; minderen; minimaliseren; slinkend; tanen; tanend; terugdraaien; teruggaan; terugschroeven; tot bedaren komen; uitwoeden; verflauwen; verkleinen; verminderen; vervallen; wegsterven; zakken
encogerse inkrimpen; krimpen; slinken indrogen; ineenduiken; ineenkrimpen; ineenschrompelen; samentrekken; schrompelen; slinken; verkrappen; verschrompelen
menguar afnemen; inkrimpen; krimpen; minder worden; slinken; verkleinen; verminderen achteruitgaan; afnemen; declineren; minder worden; wegebben
mermar afnemen; inkrimpen; krimpen; minder worden; slinken; verkleinen; verminderen
reducir afnemen; beperken; inkrimpen; inperken; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; verkleinen; verkorten; verlagen; verminderen achteruitgaan; afbreuk doen aan; afnemen; afprijzen; beknotten; benadelen; beperken; declineren; herleiden; kleiner maken; minder maken; minder worden; minimaliseren; neerleggen; onderuit halen; reduceren; schaden; terugdraaien; terugdrijven; terugdringen; terugschroeven; terugvoeren; verkleinen; verlagen; verminderen
reducirse afnemen; beperken; inkrimpen; inperken; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; verkorten; verlagen; verminderen afnemen; dalen; declineren; door koken dikker maken; door koken verdikken; inbinden; indikken; inkoken; inkrimpen; kleiner worden; minder worden; minderen; slinken; tanen; teruggaan; verdikken; verminderen; vervallen
restringir afnemen; inkrimpen; krimpen; minder worden; slinken; verkleinen; verminderen beperken; bijsluiten; bijvoegen; indammen; inkapselen; inkorten; inperken; insluiten; korter maken; limiteren; toevoegen; verkorten

Verwante woorden van "krimpen":


Wiktionary: krimpen

krimpen
verb
  1. kleiner in omvang worden

Cross Translation:
FromToVia
krimpen comprimirse compress — to be pressed together
krimpen disminuir; menguar; desaparecer; agotarse dwindle — (intransitive) to decrease, shrink, vanish