Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. hagel:
  2. hagelen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hagel (Nederlands) in het Spaans

hagel:

hagel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de hagel (hagelsteen; hagelkorrel)
    el granizo; la calaza; el grano de granizo

Vertaal Matrix voor hagel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
calaza hagel; hagelkorrel; hagelsteen
granizo hagel; hagelkorrel; hagelsteen
grano de granizo hagel; hagelkorrel; hagelsteen

Verwante woorden van "hagel":


Verwante definities voor "hagel":

  1. neerslag van ijskorrels1
    • we krijgen volgens de weerman regen en hagel1

Wiktionary: hagel

hagel
noun
  1. bolvormig ijs dat als neerslag uit de hemel valt

Cross Translation:
FromToVia
hagel granizo; pedrisco hail — balls of ice
hagel granizo; piedra Hagel — aus meist kleinen Eisklumpen bestehender Niederschlag
hagel granizo; piedra grêlepluie qui tomber sous forme de petits blocs de glace.

hagelen:

hagelen werkwoord (hagelt, hagelde, gehageld)

  1. hagelen
    granizar

Conjugations for hagelen:

o.t.t.
  1. hagelt
o.v.t.
  1. hagelde
v.t.t.
  1. heeft gehageld
v.v.t.
  1. had gehageld
o.t.t.t.
  1. zal hagelen
o.v.t.t.
  1. zou hagelen
diversen
  1. hagel!
  2. hagelt!
  3. gehageld
  4. hagelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor hagelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
granizar hagelen

Verwante woorden van "hagelen":


Wiktionary: hagelen

hagelen
verb
  1. het uit de hemel neerkomen van hagelstenen

Cross Translation:
FromToVia
hagelen granizar hail — said when hail is falling
hagelen granizar hagelnes hagelt = Hagel fällt
hagelen granizar grêlertomber, en parlant de la grêle.

Verwante vertalingen van hagel