Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. matrix:
  2. Matrix:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor matrix (Nederlands) in het Spaans

matrix:

matrix [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de matrix (matrijs)
    la matriz; el molde
    • matriz [la ~] zelfstandig naamwoord
    • molde [el ~] zelfstandig naamwoord
  2. de matrix
    la matriz
    • matriz [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor matrix:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
matriz matrijs; matrix gietvorm; mal; matrijs; modelvorm; moedervorm; vorm
molde matrijs; matrix afgieting; afgietsel; drukvorm; figuur; gedaante; gestalte; gietmal; gietsel; gietvorm; mal; matrijs; modelvorm; moedervorm; postuur; sjablone; sjabloon; vorm

Verwante woorden van "matrix":

  • matrixen

Wiktionary: matrix


Cross Translation:
FromToVia
matrix matriz matrix — In mathematics

Matrix:

Matrix

  1. Matrix

Vertaal Matrix voor Matrix:

Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Matriz Matrix