Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. verstrengelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verstrengelen (Nederlands) in het Spaans

verstrengelen:

verstrengelen werkwoord (verstrengel, verstrengelt, verstrengelde, verstrengelden, verstrengeld)

  1. verstrengelen (ineenstrengelen; samenvlechten)
    enmarañar; embrollar

Conjugations for verstrengelen:

o.t.t.
  1. verstrengel
  2. verstrengelt
  3. verstrengelt
  4. verstrengelen
  5. verstrengelen
  6. verstrengelen
o.v.t.
  1. verstrengelde
  2. verstrengelde
  3. verstrengelde
  4. verstrengelden
  5. verstrengelden
  6. verstrengelden
v.t.t.
  1. heb verstrengeld
  2. hebt verstrengeld
  3. heeft verstrengeld
  4. hebben verstrengeld
  5. hebben verstrengeld
  6. hebben verstrengeld
v.v.t.
  1. had verstrengeld
  2. had verstrengeld
  3. had verstrengeld
  4. hadden verstrengeld
  5. hadden verstrengeld
  6. hadden verstrengeld
o.t.t.t.
  1. zal verstrengelen
  2. zult verstrengelen
  3. zal verstrengelen
  4. zullen verstrengelen
  5. zullen verstrengelen
  6. zullen verstrengelen
o.v.t.t.
  1. zou verstrengelen
  2. zou verstrengelen
  3. zou verstrengelen
  4. zouden verstrengelen
  5. zouden verstrengelen
  6. zouden verstrengelen
diversen
  1. verstrengel!
  2. verstrengelt!
  3. verstrengeld
  4. verstrengelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor verstrengelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
embrollar ineenstrengelen; samenvlechten; verstrengelen sjoemelen
enmarañar ineenstrengelen; samenvlechten; verstrengelen

Wiktionary: verstrengelen

verstrengelen
verb
  1. (overgankelijk) door elkaar doen lopen, verward maken