Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. boeten:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor boet (Nederlands) in het Spaans

boeten:

boeten werkwoord (boet, boette, boetten, geboet)

  1. boeten

Conjugations for boeten:

o.t.t.
  1. boet
  2. boet
  3. boet
  4. boeten
  5. boeten
  6. boeten
o.v.t.
  1. boette
  2. boette
  3. boette
  4. boetten
  5. boetten
  6. boetten
v.t.t.
  1. heb geboet
  2. hebt geboet
  3. heeft geboet
  4. hebben geboet
  5. hebben geboet
  6. hebben geboet
v.v.t.
  1. had geboet
  2. had geboet
  3. had geboet
  4. hadden geboet
  5. hadden geboet
  6. hadden geboet
o.t.t.t.
  1. zal boeten
  2. zult boeten
  3. zal boeten
  4. zullen boeten
  5. zullen boeten
  6. zullen boeten
o.v.t.t.
  1. zou boeten
  2. zou boeten
  3. zou boeten
  4. zouden boeten
  5. zouden boeten
  6. zouden boeten
diversen
  1. boet!
  2. boet!
  3. geboet
  4. boetend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

boeten [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het boeten
    el pagar; el expiar
    • pagar [el ~] zelfstandig naamwoord
    • expiar [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor boeten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
expiar boeten
pagar boeten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
expiar boeten bloeden voor; boeten voor
hacer penitencia por boeten
pagar boeten afbetalen; afrekenen; bekostigen; belonen; besteden; betalen; bezoldigen; deponeren; dokken; geld overmaken; gieten; gunnen; honoreren; iets toekennen; lonen; neerleggen; onderuit halen; ophoesten; overboeken; overschrijven; overzenden; salariëren; schenken; spenderen; storten; toebedelen; toekennen; toewijzen; uitbetalen; uitgeven; uitkeren; uitstorten; vereffenen; verrekenen; voldoen; voor de dag komen met

Wiktionary: boeten


Cross Translation:
FromToVia
boeten remendar rapiécermettre des pièces à du linge, à des habits, à des meubles.


Wiktionary: boet


Cross Translation:
FromToVia
boet penitencia pénitencerepentir suivre d’expiation, regret d’avoir offenser Dieu.